Vorige week ben ik bij de SKVR begonnen met een schrijfcursus want ik schrijf dan wel maar het moet wel een beetje vakkundig zijn, toch?
Tijdens
les 1 moesten de cursisten, ik dus, een flaptekst verzinnen van een niet
bestaand boek. Ik gaf mijn fantasie en mijn pen een flinke douw en kwam met het
volgende product:
Een
man lijdt schipbreuk en wordt gered door dolfijnen. Hij gaat zich daarna
inzetten tegen de dolfijnenjacht. Tot hij verliefd wordt op de dochter van de
dolfijnenreder. Hij komt daardoor in een gevoelsconflict. Hij moet de
onmogelijke keuze maken tussen zijn idealen en zijn hart.
Deze
spannende, romantische en ontroerende geschiedenis opent vele onverwachte
perspectieven. Er wordt een onmogelijke situatie beschreven waarin alleen
verliezers zijn. In bloedstollende scènes wordt de lezer meegenomen in de harde
wereld van de walvisvaart en de even harde wereld van de actievoerders.
Zo,
dat was dat. Maar nu.
We
kregen huiswerk, ik had het kunnen zien aankomen. Nu moesten we thuis het boek,
althans een fragment, schrijven waar we
de flaptekst van verzonnen hadden. Dus moest ik een verhaal schrijven over een
onderwerp waar ik de ballen verstand van heb.
Dit
is het geworden.
Laaglander.
De
vissen leken nep: een met ecoline gemaakte stomme tekenfilm. Hans had weleens LSD gebruikt. Daar deden die vissen en
het koraal hem aan denken. Toen zag alles er ook vreemd uit. Echter dan echt,
te kleurig, scherp omlijnt en overbelicht.
Er
kwam er water in zijn snorkel en moest hij zijn hoofd boven de waterspiegel
uitsteken. Opeens was daar ook weer geluid en was de wereld - althans de zee -
weer gewoon.
Hans
was met zijn vriendin op vakantie in Egypte. Hij twijfelde aan de duurzaamheid
van zijn relatie maar hij had nog geen zin gehad het uit te maken. Ze hadden de
reis een tijdje geleden geboekt en hij had de moed nog niet.
Al
met al was het toch wel gezellig, zolang ze maar leuke dingen deden.
Ze
waren naar de koningsgraven geweest, hadden gequat in de Sahara, Luxor bezocht en ’s avonds naar de disco.
En
nu waren ze aan het snorkelen in de Rode zee.
Voor
dag en dauw opgehaald van hun hotel.
Susan
had zich geërgerd omdat het roestige busje te laat was:‘Ze zijn weer lekker op
tijd, not. Wat een wrak. Valt mee dat er geen ezel voor staat.’ Hans reageerde
laconiek:
‘Voor
een Afrikaans land zijn ze behoorlijk stipt hoor.’
Susan
had zich gestoord omdat er in het busje ook Egyptische arbeiders zaten die
kennelijk naar een bouwplaats gebracht moesten worden. Niet bepaald een limousineservice, zoals het reisbureautje
het had omschreven.
‘Zie
je ‘m kijken, die met die arafat? Kijk voor je joh!’
‘Och
ja, ’s lands wijs ’s lands eer. Zo zijn die gasten nu eenmaal. Ze zijn weinig
gewent. Maak je niet dik’, reageerde Hans.
Wat
later, toen haar ochtendhumeur geweken was, zat ze gezellig te babbelen met de
mannen, raakte ze af en toe aan en keek hen uitdagend in de ogen. Want van
mannelijke aandacht was ze niet vies. Ze spraken ‘Engels’ maar of ze het zelfde gesprek voerde was niet zeker.
‘Are going to work, building hotels for tourists,
yes?’
‘No we no stay in hotel’.
‘No, I mean: you make hotels, build them, yes?’
De
boot was van de zelfde kwaliteit als de ‘limousine’. De bemanning bestond uit
drie jonge mannen - type hangjongere, een dikke kok en een jongen van een jaar
of elf, de koksmaat. Ze waren meer met elkaar aan het dollen dan dat ze
aandacht hadden voor hun gasten. Een gespierde reus, die aan Patrick Kluivert
deed denken tilde zijn kleinere collega met één arm op en dreigde hem van de steiger
te gooien. Lachen.
Het
gezelschap dat deelnam aan de snorkeltrip werd eerst bij een verkeerde boot
afgeleverd. Toen dat bleek moest iedereen zijn reeds uitgereikte flippers en
snorkel inleveren en begon de boardingsprocedure, onder ontevreden gemor, bij
de juiste boot opnieuw.
Behalve
buitenlandse toeristen waren er ook Egyptenaren onder het gezelschap. Onder
anderen drie matroneachtige vrouwen met twee dikke, in Adidas-trainingspak
gestoken jongetjes. Hoewel de reis inclusief eten en drinken was hadden ze een
grote hoeveelheid proviand bij zich. Zodra het anker gelicht was en het schip
de haven uitvoer kwam er een doos taartjes uit de tas en begonnen ze te
smikkelen.
Hans
en Susan hadden op het bovendek een plaatsje in de schaduw gezocht. Het
zonnetje brandde lekker. Onder zich zagen ze het koksmaatje vissen onthoofden
en de koppen overboord gooien, tot vreugde van een grote groep schreeuwende meeuwen.
De kok was intussen in het piepkleine kombuisje aan het bereiden van de lunch
begonnen. De Egyptische vrouwen hadden een cd-speler tevoorschijn gehaald en
algauw klonk oriëntaalse popmuziek over het water. Ze danste met elkaar en
hadden pret voor tien. Even later deed de bemanning ook mee en werden de
toeristen uitgedaagd een dansje te proberen. Susan stond natuurlijk vooraan en
Hans moest er ook aan geloven, tot hilariteit van de crew.
Toen
ze een tijdje gevaren hadden stopte de plotseling de motor. De roerganger wees
en boven het water verschenen de koppen van twee dolfijnen. Ze maakte het
bekende dolfijnengeluid, sprongen boven het water uit en leken bewust cotact
met de mensen op de boot te maken. Even plotseling als ze gekomen waren, verdwenen
ze weer. De mensen op de boot waren verrukt en enthousiast over de onverwachte
voorstelling.
‘Wat
schattig, hè?‘, zei Susan. Hans antwoordde niet. Hij had een brok in zijn keel;
dit waren geen vissen, zelfs geen dieren. Dit waren bondgenoten, zoals ze naar
hem gekeken hadden. Zo vriendelijk, aandachtig en persoonlijk.
‘Ja
hoor’, piepte hij tenslotte schor. Hij schaamde zich voor zijn ontroering.
Na
het snorkelen werd er geluncht. Het was ongelofelijk hoeveel verschillende
gerechten de kok en zijn jonge assistent hadden weten te bereiden in dat poppenhuiskeukentje.
Op de
terugtocht was iedereen stil en moe van het snorkelen, behalve de Egyptische
moekes. Die hadden niet gesnorkeld maar waren met ernstige toewijding doorgegaan
met schranzen.
Het
werd donker en er stak gelijkertijd een felle wind op. Het eerst blauwe, vlakke
water werd ziedend antraciet met koppen schuim op de golven. De oude boot ging
stampen en schudden. Sommige gasten werden onmiddellijk zeeziek en kotsten hun
aandachtig bereide lunch overboord.
De
boot werd heen en weer geslingerd. Nadat hij uit een diep golfdal ophoog
gestuwd werd lag hij scheef op het water. De bemanning praatten en
gesticuleerde druk met elkaar. Een matroos opende een kist en iedereen kreeg
een reddingsvest.
Er
lag een soort sloepje aan de boot vastgemaakt. Daar werden de vrouwen en de
kinderen met veel moeite in gemanoeuvreerd. Toen was het schuitje vol. Susan
zat in het reddingsbootje. Hans hoorde
haar hysterisch gillen: ‘Where is my friend. I need my friend. De reddingsboot
danste nog woester op het water dan het motorjacht. De vaartuigen raakte snel
van elkaar verwijderd.
In
een paar minuten kantelde de boot nog verder en begon te zinken. Even later lag
Hans in het water. Muren van water om hem heen en over hem heen. Hij voelde
zich in een bovenmaatse wasautomaat zitten.
Dankzij
het reddingsvest kon hij af en toe ademhalen. Het was een worsteling.
Even
onverwacht als de storm was opgestoken hield het op. De wind ging liggen, de
zon ging weer aan. Daar dobberde hij op de
eindeloze watervlakte. De anderen zag hij nergens. Hij dacht aan Susan;
zouden ze het gehaald hebben? Dat lieve koksmaatje, de dikke jongens, de
vrolijke matrozen. Stel dat Susan verdronken was. Hoe zou hij haar ouders onder
ogen kunnen komen? Hij was zelf trouwens ook nog in levensgevaar. Het begon
stilaan te schemeren. Hij wist niet of er een S.O.S.-bericht was uitgegaan. Het
ging allemaal zo razendsnel. Hij spitste
zijn oren, hopend op een helikopter of iets dergelijks. Maar nee. Wat hij wel
hoorde was een geluid dat hij kende van een Amerikaanse tv-serie uit zijn
jeugd: Flipper. Daar heb je Flipper, ging het vertaalde liedje. En ja, daar was
Flipper, of in elk geval zijn dubbelganger. In dolfijnentaal zei hij dat Hans
zijn rugvin moest pakken. Hans sprak dan wel geen dolfijns maar hij verstond
het prima. Met een vaartje ging het toen door het water. Hij werd in Akaba, in
de haven afgezet. Ver van Egypte en nog verder van huis, maar helemaal heel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten