vrijdag 19 mei 2017

Geluksdag



Geluksdag

Zomer! Op naar de skiberg, Bergschenhoek. We trainen voor de Rotterdam marathon. In de zomer trainen voor een evenement in april mag vroeg lijken, maar als je een marathon voor het eerst loopt, zoals mijn zoons, vereist dat een lange, serieuze voorbereiding. En serieus is deze training.
We volgen een lang mountainbikepad. Het strekt zich uit over het hele recreatiegebied. Kronkelend, klimmend en dalend, door dichte bosjes en over de boomloze flanken van die vermaledijde skiberg, door de kunstmatige Ardennen - the Dutch mountains. Zweet bijt in mijn ogen. De hete lucht lijkt stil om me heen te blijven, met me mee te gaan. Wolken insectjes stalken me. Ik houd mijn blik strak op het smalle, ruwe pad gericht. Een moment van onoplettendheid en je ligt op je gelaat. Voor me uit zwoegen Koen en Mick. We zijn verbonden door een bloedband, toch kan ik ze slechts met pijn bijhouden. Af en toe moeten we het pad af voor een fietser. In de verte zweeft een roofvogel stil in de lucht. De geur van rijpe bramen en stinkende berenklauw is bedwelmend. Het is fijn en het doet pijn. Seksvrij masochisme.
Aan het eind van de lijdensweg wacht een beloning: de Rotte. Een smalle brug over de rivier verbindt Rotterdam met Bergschenhoek. Als het warm is hangen daar, naar oud-Hollands gebruik, jongeren. Rokend, energydrinks drinkend en zwemmend. Dat gaan wij ook doen. Althans, zwemmen. Ik maak aanstalten om van de brug af te duiken. Een hangjongere vertelt me dat ik beter de andere leuning kan nemen, omdat het daar dieper is. Een meisje zegt: 'hé, die opa doet ook mee!' Ze zijn soms best aardig, die gasten. Mick en ik duiken vanaf de goede kant de Rotte in. Gealarmeerd door gruwelverhalen over scheepswrakken, winkelwagentjes en ouwe ijskasten, duikt Koen liever niet met zijn hoofd naar beneden. Hij springt. Iemand moet het verstandigst zijn. Het koele water is weldadig. In een klap is alle vermoeidheid omgezet is welbehagen.

Op het moment dat we een eindje bij de brug vandaan zijn gezwommen stopt een patrouillewagen en arriveren de veldwachters Bromsnor en Flipse. Hoe graag hadden ze gezegd: 'Op heterdaad, het spel is uit, jullie zijn er gloeiend bij!' Maar het is mijn geluksdag, niet de hunne. 

Laaglander