Posts tonen met het label Verhaal. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Verhaal. Alle posts tonen

vrijdag 19 oktober 2018

Verliesles



Verliesles

Een prachtige dag in 2013. Met mijn zoon en kleinkinderen ging ik roeien op de Rotte. De zon scheen uitbundig. Eenden, meerkoeten en futen werden gevoederd. De kleintjes spetterde met hun handjes op het water. We picknickten op de kant. Een gelukkige dag voor een zeventigjarige opa. Toen we weer naar huis gingen en we bij de auto stonden bedacht ik dat ik mijn medicijnen in de boot had laten liggen. Snel ging ik terug. Toen ik vanaf het lage steigertje weer op het gras stapte, viel ik en brak mijn nek. Terwijl ik met mijn gezicht in het gras lag voelde ik alle kracht uit mijn lichaam ontsnappen. Alsof de stekker eruit getrokken werd. Accepteren, accepteren, hoorde ik een stem zeggen. Een stem buiten mijzelf; een hallucinatie. Meteen besefte ik dat vanaf dat moment alles anders zou worden. En zo was het ook.
De ambulance reed eerst naar de verkeerde kant van de Rotte en moest kilometers terug rijden. Zodoende lag ik anderhalf uur te wachten voordat ik eerste hulp kreeg. Een ongeluk komt nooit alleen, zeggen ze.
Na langdurige revalidatie mocht ik, met een boel thuiszorg naar huis. Naar mijn vrouw. Een paar weken later kreeg zij te horen dat ze kanker had en een half jaar later was ze dood. De laatste periode voor haar overlijden lagen we samen in de huiskamer, in een ziekenhuisbed, niet in staat elkaar aan te raken. Dat was het ergste van mijn dwarslaesie. Als je denkt dat je alles verloren hebt, kom je erachter dat je altijd nog wel wat meer kunt verliezen.
Ik lig in een ziekenhuisbed, in mijn huiskamer te wachten op hulpverleenster 1. Die komt om negen uur. Om half tien komt hulpverlener 2, die is hoger gekwalificeerd, die doet dingen bij me, die nummer 1 niet mag doen.
De bel gaat. Ik slaak een kreet waar ik zelf van schrik. Dat komt doordat ik een spasme krijg als ik de afstandsbediening van de buitendeur indruk. Spasmen heb ik te kust en te keur. Vooral als ik me beweeg of als iemand me beweegt. De zuster schrikt allang niet meer van mijn ongecontroleerde kreten. Monter komt ze binnen trippelen op hoge hakjes. 'Goedemorgen meneer Schreuder,' zegt ze. 'Goed geslapen?'
'Ik slaap nog steeds en ik droom dat er een engel binnenkomt. Ach, ik slaap nooit goed, daar ben ik aan gewend', zeg ik. Het is Ellen, mijn lievelingszuster. Ze haalt een paar slippers uit haar tas en wisselt van schoeisel. Even later vult de kamer zich met sexual healing van Marvin Gay; de zuster heeft de radio aangezet. Ze zijn allemaal lief maar Ellen ken ik het langst en zij mij. Daardoor weet ze het best wat ik wel en niet wil. De thuiszorg stuurt weleens een nieuwe op me af. Die moet dan leren hoe ze mij moet hanteren. Dat is voor ons allebei lastig. Het is dan balen als ze het na een paar keer voor gezien houdt. Begrijpelijk wel. Zo leuk ben ik niet. Maar Ellen trekt zich niets van mijn humeur aan en is altijd positief. Ellen begint me te wassen in bed.
Om half tien komt Hans erbij. Hans is een gepensioneerde verpleger die een beetje bijbeunt. Hij moet me een klysma geven; daar is Ellen niet toe bevoegd. Hij boft maar. In het begin vond ik dat afschuwelijk maar ik ben de schaamte voorbij. Geen keus hè. Hij geeft me een klysma en vervolgens poep ik liggend op een celstof matje. Mijn plas gaat door een slangetje, dwars door mijn buik een zak in. Met een hijskraan die aan het plafond boven mijn bed hangt, met behulp van een hangmat wordt ik in mijn elektrische rolstoel getakeld. Ik heb een arm en een halve hand die het nog doen. Dat wil zeggen, mijn duim, wijs- en middelvinger doen het een beetje; mijn ringvinger en pink staan in een dwangstand. Met die vingers en knokkels kan ik mijn rolstoel, mijn telefoon, mijn computer en mijn ziekenhuisbed bedienen. Ellen maakt mijn ontbijt en zet die in hapklare brokken op de desk van de rolstoel. Met een speciale ergo-vork eet ik. Mijn drinken zit in bekers met een rietje. Mijn lunch wordt op het aanrecht klaargezet, zodat ik erbij kan. Om elf uur vertrekken ze en ben ik alleen totdat de kokkin komt om zes uur, om mijn warme maaltijd te maken. ’s Avonds om tien uur komt er een verpleegkundige die me in bed takelt.
In mijn rolstoel ben ik enigszins autonoom. Ik doe soms boodschappen. Ik laat dan een medewerker van de super mijn tas inpakken. Dat doen ze graag voor me. Soms ga ik naar mijn zus die in de buurt woont en in het weekend zie ik soms mijn kinderen en kleinkinderen. Zo ziet mijn leven er de laatste jaren uit.
Als je me vroeger zou hebben gevraagd of ik dit leven acceptabel zou vinden had ik vol overtuiging ‘nee’ gezegd. Maar mijn perspectief is veranderd en ik heb dingen geleerd die ik anders gemist zou hebben. Bijvoorbeeld acceptatie en overgave. Iedereen is afhankelijk van anderen. We zijn afhankelijk van infrastructuur, van techniek, van transport, noem maar op. Alleen ik ben wat meer afhankelijk dan de meesten. Ik ben nu heel kwetsbaar, maar niemand kwetst me. De mensen zijn juist goed voor me. Als iemand me op mijn hoofd krabbelt ben ik blij. Dan knor ik van welbehagen. Wie had zoiets ooit kunnen denken?

Laaglander


donderdag 13 juli 2017

Freakshow in Portugal

Het buurtfeest in Costa da Caparica was al een tijdje gaande voordat we het opmerkten. We hadden met de hele familie gegeten in een buurtrestaurant. Voldaan en nagenietend van de gezelligheid ging iedereen zijns weegs. Toen we in het vallend duister, via een schilderachtige kade, naar de auto liepen hoorde ik in de verte een zanger en dacht: is dat een plaatje van Julio Iglesias of niet en kàn dat wel, een Spaanse zanger in Portugal. ‘Nee joh,’ zei Marian, ‘dat is live, een feest of zo. Muziek op het plein, Portugeese style.’ Onze nieuwsgierigheid was gewekt. Als door sirenen gelokt volgden we door smalle straatjes het muziekspoor en kwamen terecht in een fantastische party waar volwassenen, kinderen en honden aan het feesten waren. Het leek op een Fellinifilm, hoewel, in een film zou je zoveel malle Pietjes vergezocht vinden. Er was duidelijk een overschot aan zonderlingen, zwakbegaafden en dorpsgekken. En onder de andere mensen was een indrukwekkende hoeveelheid onderbeten, overbeten, lelijke koppen en dwerggroei te zien. Ofschoon Costa da Caparica op een steenworp afstand van Lissabon ligt – de Taag over, langs Cristo Rei en je bent er – heeft inteelt er lelijk huisgehouden.
Er was een geïmproviseerde bar, een oud-Portugeesche gebakkraam en een podium waar drie dikke, somber kijkende, besnorde mannen liedjes de zoelte instuurden, volmaakt passend bij de fantastische zomeravond. Een mengeling van Juan Luis Guerra, Rowan Hèze en Los Lobos. Maar dan in het Portugees. Het eerste dat we zagen was, op zuidelijke klanken, een countrylinedance die zo perfect werd uitgevoerd dat daar wel repetitie aan vooraf móest zijn gegaan maar het was duidelijk geen uitvoering want iedereen had gewone kleren aan. Een reus met een half gebit en een wijnvlek die een groot deel van zijn gezicht besloeg, deed alles precies verkeerd en botste steeds tegen de anderen aan. Toch werd niemand kwaad. Naast de line stond een jongentje van een jaar of tien aandachtig mee te dansen. Een kleuter gooide ritmisch op de muziek steeds haar knuffel de lucht in en ving hem op. De band speelde onvermoeibaar door. De muzikanten zongen om beurten, alle drie even goed. Na de linedance werd er ‘gewoon’ gedanst. Los en in salsastijl. Vaak vrouwen met elkaar. De meesten waren op hun paasbest, in trevira jurken en uitbundige tatoeages uitgedost. Ze dansten goed, soepel in de heupen, tikje uitdagend. Hoewel er alleen plaatselijke Portugezen waren, voelden wij ons welkom. Na een tijdje voegde mijn knappe zoon en zijn beeldschone vriendin, ook gelokt door de authentieke klanken, zich bij ons. Geprikkeld door de ritmische muziek waagden zij een dansje en zo voegden ze een grappig contrast toe aan dit schilderachtige plaatje.


Laaglander




donderdag 6 april 2017

Laat de boeren maar dorsen


Te laat, te laat zei Winnetoe. Het vervolg is bekend. Veel zaken zijn te laat, de laatste tijd.
Het is te laat voor de SP en in het bijzonder Emile Roemer. Hij blijft een buschauffeur, weliswaar met meer flair en een betere debattechniek, maar hij kon nooit winnen van Jesse Klaver; en dát was the man to beat, vergeet de anderen, vergeet het partijprogramma. Ronald Meyer had een kans gehad. Maar daar is het nu te laat voor. De PvdA is leeggelopen in GroenLinks, niet in de SP.
Danny Blind, ook te laat. Geen genade. Kop eraf.
Voor Groningen is het te laat. Nu het in puin ligt komt een ‘betere’ regeling, nou ja, beter. Vooral een goeie regeling voor Hans Alders, een hyena wat betreft lucratieve bijbaantjes. Als Nationaal Coördinator Groningen heeft hij de afgelopen twee jaar niet veel voor de Groningers gedaan gekregen. Dus de verwachtingen zijn terecht laag gespannen.
Voor Drake is het te laat. Onherstelbare reputatieschade door arrogantie en minachting van zijn fans.
En voor Pia Dijkstra’s ‘voltooid levenwet’ is het te laat. Het momentum is voorbij. Het CDA, dat zeker aan de regering gaat deelnemen, laat het niet gebeuren. En de doktersvereniging KNMG, die ook al streng is voor zijn leden wat betref euthanasie, ziet er geen heil in en werkt er niet aan mee. De overheid gaat dus niet helpen bij zelfmoord omdat men zich verveeld. Zoek maar een hobby. Of maak er eigenhandig, onbegeleid een eind aan.
Voor Zwarte Piet is het te laat. Voorgoed opgenomen in de smeltkroes der geschiedenis.
En voor mij persoonlijk zijn er veel dingen te laat. Als je vijfenzestig bent is het te laat voor een flitsende carrière, te laat om het kanaal over te zwemmen. De Mount Everest kan je vergeten, rennen met stieren in Pamplona zit er niet meer in. Mooie meiden versieren, te laat. Een nieuw persoonlijk record op de marathon, forget it. Te laat voor een literair oeuvre.
Maar dat het voor dat soort dingen te laat is, is een blessing en niet eens in diguise.
Heerlijk relaxt dingen doen waar ik zin in heb en verder de boeren maar laten dorsen. Nee voor ambitie is het gelukkig te laat. Ik hoef niks meer dus kan ik er nooit meer te laat mee zijn.


Laaglander

woensdag 29 juni 2016

Niet verlangen naar verlangzamen


Na systematisch, gedecideerd en genadeloos zeuren, maandenlang, kreeg mijn jongste dochter Amber, twaalf jaar geleden een hondje. (Hoe verpest ik mijn kind.)
Het was een jonkie van een Griekse zwerfster. Amber had hem Jamai willen noemen, naar de toenmalige winnaar van Idols, maar omdat de baas van zijn moeder hem al Mink had genoemd liet ze dat maar zo. Van je moeder, broertjes en zusjes gescheiden worden was al moeilijk genoeg. Ook nog een andere naam leek haar teveel verandering ineens.
    Hoewel ze plechtig beloofd had om haar lieveling zelf te verzorgen kwam de begeleiding op de schouders van haar geliefde vader neer.(Hoe verpest ik mijn kind 02.)
    Amber gaf hem heel veel liefde, de rest kwam van mij. Dus ook naar puppycursus want een verwende dochter is al erg genoeg; de hond werd opgevoed. Zodoende is de hond formeel van Amber maar in de praktijk van mij.
    Vanaf dat ie een halfjaar oud was ging hij mee joggen. Hij was altijd sneller dan ik. Sneller is een understatement. Hij liep vijf maal zo veel en tien maal zo snel, onderwijl andere honden besnuffelen, fazanten opjagen, stukje zwemmen en een meerkoet vermoorden. Het was nooit lang en ver genoeg naar zijn zin. De afgelopen paar jaar zijn we qua trainingsniveau echter steeds meer naar elkaar toegegroeid. Ik word weliswaar steeds langzamer - verlangzamen is my second name. Ik ben tegenwoordig beter in verlangzamen dan in versnellen. Hoewel, tegenwoordig… het is al dertig jaar aan de gang, dat verlangzamen. Vanaf mijn 35e gaat het bergaf. Het doel is niet langer sneller worden, maar de onvermijdelijke neergang vertragen - bij Mink gaat de achteruitgang nog dramatischer en nu zijn de rollen omgedraaid, al vermoord ik weinig meerkoeten. Hij is niet meer zo fanatiek. Ik draaf tweehonderd meter, keer om en loop terug om hem op te halen. Soms is hij nauwelijks van zijn plaats gekomen en staat hij dromerig te koekeloeren alsof hij zeggen wil: welke kant wil je eigenlijk op, met je heen-en-weer geloop?  Eenden en ganzen loopt hij onverschillig voorbij, alsof het poppen zijn.                          
    Omdat een hond een kleinere levensverwachting heeft dan een mens is zijn aftakeling een confronterende voorafspiegeling van wat mij te wachten staat. Onlangs bleek hij teelbalkanker te hebben. Daar is hij  the hard way - castratie- vanaf gekomen. Sindsdien is hij weer wat fitter, in elk geval levenslustiger. Hopelijk staat mij geen teelbal- of andere kanker te wachten.  
    Verlangzamen is hoe dan ook onvermijdelijk. Dat gaat door tot de definitieve stilstand.


Laaglander

vrijdag 27 mei 2016

Het braafste jongetje



Het braafste jongetje

Rebelsheid, opstandigheid, tegendraadsheid; het heeft mij altijd gefascineerd.
Op de kleuterschool keek ik al met verwondering, afschuw en jaloezie naar Fritsje Erwich, die jolig zijn broekje liet zakken als de juf even weg was. Lachen. Dat wilde ik ook. Ik deed de banden van mijn broekje al naar beneden. Fritsjes broek zat alweer netjes. De juf kwam binnen. Wat ben jij aan het doen, vroeg zij bars. Zo had ik haar nog nooit horen praten. Ga jij maar eens in de hoek staan met je gezicht naar de muur. Dat wil ik nòòit meer zien! In de hoek staan met je gezicht naar de muur was een zware sanctie. De normale sanctie was met je rug tegen de muur. Ik begreep dat ik iets ernstigs had misdaan, of willen doen. Helemaal snapte ik het niet, maar sindsdien was ik extra braaf.
    Als puber was ik idolaat van Muhammad Ali en Jan Cremer. Niet zozeer vanwege hun sportieve, respectievelijk literaire prestaties, maar door hun tegendraadsheid. Zo wilde ik ook worden, zijn, durven zijn vooral.
    Maar het bleef bij dromen. Zo bleef ik braaf naar de kerk gaan omdat mijn ouders dat wilden. Later, dacht ik, later als ik groot ben word ik tegendraads. Als niemand mij meer tegenwerkt.
    Ik ging naar de kokschool, want dan zou ik later kunnen gaan varen. Dat werd een mislukking. De terreur van leraren, die in de vijftiger jaren waren blijven steken, beu, was ik, veertien jaar, school drop out. Ik ging werken. Maar werkgevers bleken al even onderdrukkend als leerkrachten. Vooral tegen een veertienjarige werknemer zonder opleiding. Zo leefde en werkte ik maar wat in het rond zonder doel of plan. Op mijn tweeëntwintigste was ik vrachtwagenchauffeur. Mijn rebelsheid had tot dan toe bestaan uit meedoen met acties van de socialistische jongeren en de kabouterpartij, en hasj roken. Die acties waren buitenparlementair, dus wel enigszins rebels en hasj roken werd toen nog niet gedoogd, zoals tegenwoordig. Tegendraads light zou ik zeggen.
    Mijn oudere broer was, na een kortstondige carrière als kantoorbediende, leerling verpleegkundige geworden. Dat wilde ik ook. Want de antipsychiatrie was losgebroken; psychiatrie was hot en hip; daar gebeurde het. Dus na een schriftelijke vooropleiding werd ik leerling psychiatrisch verpleegkundige.
    Psychiatrie was ìn, vanwege de vele nieuwsberichten over antipsychiatrie. Maar ik moest natuurlijk gewoon in de pas lopen, en, gemotiveerd om op de valreep nog een fatsoenlijk beroep te leren, was ik weer het braafste jongetje van de klas.
Na mijn diplomering zou ik pas los gaan. Met mijn beste vriend had ik afgesproken om na mijn opleiding een wereldreis te gaan maken. Met een lelijke eend, of liever nog, per motorfiets, zoals de bewonderde Jan Cremer.
    Maar wij hadden motorfiets noch motorrijbewijs en ook al geen geschikte auto. En we zagen op tegen alle grensformaliteiten en visumtoestanden. Dus kozen wij voor een brave, georganiseerde busreis, via het Midden-Oosten naar Nepal. In Nepal en India hebben we nog een paar maanden de hippie uitgehangen maar toen was het wel klaar met die tegendraadsheid en moest er weer geld verdiend worden. De andere helft van de wereld kon wachten.
    Toen volgden er huwelijk, kinderen en bijkomende verplichtingen en was het helemaal uit met mijn hoge sprongen.
    En nu, nu ik vijfenzestig ben kan ik doen en laten wat ik wil. Maar ik wil niet. Ik ben blij dat ik niet hoef.
    Mijn oudste zoon zat als puber om de haverklap in het cachot omdat hij s nachts de stad onder kliederde met graffiti en hij werd van een reeks middelbare scholen afgetrapt. Uiteindelijk heeft hij de moederhavo gedaan, daarna de kunstacademie en nu is hij een gelauwerd fotograaf. En de partner van mijn oudste dochter heeft geen opleiding afgemaakt maar maakt nu, heel creatief, speeltoestellen, boomhutten en tuinhuizen van sloop- pallet en steigerhout en boomstammen, waarmee hij heel succesvol is. Tegendraads maar wel verantwoord. Dus met een inkomen waarmee je een gezin kan onderhouden. Dat ik daar niet op gekomen ben. Maar nee. The story of my life: In mijn hart ben ik een rebel, maar gemakzuchtig, opportunistisch en conflictvermijdend, altijd het braafste jongetje van de klas gebleven.


Laaglander

donderdag 19 mei 2016

Klaagzang of niet?


Vanmorgen stond ik monter op.
Zocht naar mijn pillen, en vond ze allemaal behalve mijn Zaldiar, een een soort pijnstillers niet.
Waar zijn jullie.
Vanmiddag vragen aan mijn lief.
Na de wandeling met Meisje sloeg ik de computer open.
Geen verbinding, maar tot mijn verbazing wist ik dit te verhelpen.
Kattenbak verschoond, trap en emmer gepakt, want cleanen is mijn streven.
Door de ziekte en omdat ik heel veel moet lopen en daarvan herstellen is alles een beetje versloft en verstoft.
De beesten hadden besloten hun winterjas uit te doen en deze te vervangen door hun nieuwe zomeroutfit.
Effe de pluizen verwijderen en vond alleen de stok. De bijbehorende zwabberlap die hierbij hoort lagen allemaal hoog, heel hoog.
Terwijl ik me dus afvroeg waarom ik in hemelsnaam verliefd ben geworden op een man die 30 cm groter dan ik.
Ik dacht dus zo slim te zijn als een aap en pakte de stok om alles naar voren te trekken en naar beneden te laten vallen.
Er stond een vaas naast/onder die lap en die voelde mijn wanhoop en verklaarde zich solidair door samen met de lap naar beneden te storten.
Bam, glastukken cq stukje lagen op de grond.
Nu kon ik dus mijn buk en strekoefeningen uitvoeren om alles te verwijderen.
De kamer is nu min of meer pluisvrij.
Ben ook naar de Coöp geweest want wat ik beoogde daar is geen tijd meer voor en mijn energie is op en ’s middags is er weinig keus.
Na dit alles keek ik dus op de klok hoeveel tijd ik nog over heb,
Te weinig dus.
Morgen is er weer een andere dag en ik hoop dan mijn ritme terug te krijgen.
 Oude pentekening van een Ierse klaagvrouw

donderdag 18 februari 2016

Het graf



Twee fjordenpaarden stonden in hun besneeuwde weitje. Hun adem wolkte als stoom door hun neus naar buiten. Ze waren groot, warm en levend. Mick en Els voerden ze oud brood. Hun vader – mijn man - Hans stond ze iets te vertellen; iets over paarden waarschijnlijk. Vanuit mijn ziekenhuisbed bij het raam keek ik naar ze. Ik voelde een grotere afstand dan welke er in werkelijkheid was. Zij bleven leven en ik ging dood. Zij gingen verder, voor mij was het afgelopen. Sinds ik wist dat ik ongeneselijk ziek was, had ik onbewust afstand genomen van mijn man en mijn kinderen. Zij en ik leefden nu in een andere werkelijkheid. Ik haatte het van mezelf maar ik had er geen controle over.

Een maand geleden was ik naar de huisarts geweest omdat ik wazig zag en kortademig was. Hij dacht aan Sarcoïdose - een systeemziekte - en stuurde me naar de longarts. De longarts, een vrouw van mijn leeftijd. Stijve knot, grijze plissérok onder een witte, gesteven doktersjas. Zittend gaf ze me een slap handje, ’Van Dijk, aangenaam,’ en keek onderwijl naar haar computerscherm.
Na een paar onderzoeken was zij nog niet zeker over de diagnose maar ze schreef me alvast een hoge dosis Prednison voor. ‘Het moet wel Sarcoïdose zijn, kan haast niet anders’. In de bijsluiter las ik allerlei gruwelijke bijwerkingen. Het middel is erger dan de kwaal, dacht ik, en de diagnose is niet eens rond. Ja, hallo, daar begin ik niet aan. Ik wil een second opinion.
‘Ik zou naar de antroposofische Zeylmanskliniek gaan,‘ zei mijn huisarts, waar ik voor advies naar toegegaan was. ‘Daar hebben ze misschien een minder agressieve behandeling, als de diagnose blijkt te kloppen.’

Hans vond het maar niks. Gezicht als een donderwolk. ‘Hoe moet dat dan?  Ik moet toch werken. Wie zorgt er dan voor de kinderen? Willem  Alexander en Felix Rottenberg hebben ook Sarcoïdose, je kan daar blijkbaar best mee leven. Doe gewoon wat die dokter zegt, die heeft er voor doorgeleerd. Waarom zouden die kwakzalvers het beter weten?’
‘Heb jij gelezen wat je allemaal kan krijgen van die troep? Maagbloeding, suikerziekte, overgewicht, noem maar op. Liever niet, zeg!’
‘Dat zal toch wel meevallen, je hoeft niet persé alle bijwerkingen te krijgen.’
‘Ik wil hoe dan ook een second opinion. Het is mijn lijf.’
‘Nou, dat is wel een punt. Oké, dan moet het maar.’

In een  kleine houten kliniek in de bossen van Bilthoven werd ik opgenomen. Het was er niet ‘ziekenhuisachtig’. Er liepen kippen en pauwen in de tuin, het eten was biologisch dynamisch en ik moest meedoen met kunstzinnige therapie en euritmie - bewegingstherapie. Het voelde prettig, ik werd in alle opzichten serieus genomen. Wat een verschil met het Erasmus MC. Dokter Maurice had prachtige groene ogen. Hij luisterde aandachtig naar me. ‘We gaan de onderzoeken overdoen. We kunnen geen behandeling geven zonder diagnose. Dat moet in het UMC in Utrecht gebeuren. Wij hebben daar de faciliteiten niet voor.’

Voor het vernemen van de uitslag werd Hans ook uitgenodigd. Hij en ik werden naar een schaarsverlicht kamertje gebracht waar het rook naar hooi en kruiden. De wanden waren met vage, in elkaar overlopende, terrakleurige afbeeldingen versierd.
‘Waarom moet ik daar eigenlijk bij zijn?’, vroeg Hans. ‘Het bevalt me niet. Ik heb een akelig voorgevoel.’ Hij zag er moe en treurig uit. Ik zag een zenuwtrek bij zijn linker oog.
Maurice kwam binnen en gaf Hans een hand.  ‘Fijn dat u heeft kunnen komen. Ik heb de uitslagen binnen.’ Zijn gezicht stond ernstig; zo had ik hem nog niet eerder gezien.
‘Ik heb slecht nieuws,’ vervolgde hij. Ik voelde me koud worden. Hans’ zenuwtrek werd heviger.
‘Loekie, je hebt longkanker. En wel in zo’n vorm en stadium, dat er geen behandeling mogelijk is, althans, niet tegen de kanker. We blijven je natuurlijk behandelen voor je klachten met antroposofische therapie.’ Ik staarde hem aan. Nee, nee!, schreeuwde het in me. Dit is een vergissing. Ik ben hier niet. Ik mag niet doodgaan. Ik heb kinderen. Dit kan niet. Ik keek naar Hans, die versteend naar het raam staarde, waar sneeuw tegenaan gewaaid was. Druppels condens waggelde langzaam naar omlaag, net als de tranen over zijn wangen.

Na een tijdje kwam ik thuis. De huisarts begeleide me verder maar druk had hij het er niet mee; vooralsnog had ik weinig klachten. Ik gebruikte een homeopathisch medicijn. Misschien dat dat er voor zorgde dat ik niet zo snel achteruit ging.
Mijn horizon, die tot dusver steeds richting toekomst was opgeschoven, kwam nu snel dichterbij. Heden en verleden; dat was mijn leven nu. Hoe het was, toen ik zwanger was van Mick. Vakantie op Corsica. Alles zo spetterend, zo nieuw en veelbelovend.  En elke dag proberen te genieten. Els en Mick, met rode wangen uit de kinderboerderij, enthousiast vertellen oven rijden op de ezel.
Eigenlijk vond ik het niet zo erg dat er niets aan te doen was. Stel je voor dat je geopereerd werd en ze een halve long verwijderden, zonder garantie op genezing. Of dat ze je helemaal stuk bestraalden. Als ik aan mijn kinderen dacht, moest ik huilen, verschrikkelijk.
Op een ochtend in de lente ging de telefoon. Ik nam op. Dokter Maurice.
‘Hij wil langskomen,’ zei ik tegen Hans, die ook in de kamer zat. 
‘Een specialist die helemaal uit Utrecht persoonlijk een boodschap komt brengen, Wat zou dat kunnen zijn?’

De dokter was nerveus. Hij bloosde en stotterde. ‘We hebben je geval nog eens goed bestudeerd,’ begon hij. ‘En hoewel het verloop van ziektes bij verschillende mensen kan variëren, zag het er bij jou wel heel vreemd uit. De discrepantie tussen je conditie en de diagnose was onverklaarbaar. We hebben de uitslagen en de procedures nogmaals bekeken. Zo zijn we erachter gekomen dat het weefsel uit jouw longen verwisseld is met dat van een andere patiënt. Jij hebt geen kanker.’
Ik had het gevoel dat ik door de bliksem getroffen werd; een stroomschok door me heen. Ik kon niets zeggen en ik voelde dat ik duizelig werd. Ik moest lachen en huilen tegelijk. Hans verstarde en werd wit. De dokter werd er ongemakkelijk van. ‘Moeten jullie niet gillen en schreeuwen van blijdschap en kwaad zijn op ons, dokters?’
‘Natuurlijk ben ik blij,’ zei Hans,’ maar overdonderd. Kwaad ben ik niet, hoe kan je boos zijn door zulk goed  nieuws? We hebben een tijd boven de afgrond gebungeld. De toekomst ziet er plotseling heel anders uit.’
Met een klap werd ik terug op de aarde gesmeten. Ik had weer een horizon in de verte. Mijn tijd was nog niet gekomen. Het graf moest wachten.

Laaglander.


maandag 1 februari 2016

Beschaving, wat is dat?


Kun je het eten? Soms vraag ik me dat. We noemen onszelf beschaafd. We hebben principes, idealen en een wereldbeeld waaraan alles moet voldoen om onszelf; beschaafd te noemen.

Een vogeltje fluisterde me een verhaal in mijn oren. Hij verteld mij van een man, een oude man, die ontdekte dat hij kanker had. Hij sprak met zijn arts die uiteraard een behandelplan voorstelde, waar zijn grenzen lagen. Zo hadden ze allebei vrede ermee want ze wisten wat te doen. Helaas werd de oude man nog zieker want naast kanker kreeg hij longontsteking die niet reageerde op de medicatie. Ze wisten allen dat dit leven nog maar kort zou duren maar toch leed de oude man helse pijnen en het gevoel van verstikking werd steeds erger. Hij vroeg naar de dokter om medicatie waarin dit lijden zou stoppen. Neen, zei de dokter want hierdoor kunt u sterven. De oude man leefde nog 3 dagen met de helse pijn die dagelijks nog verergerde totdat zijn hart het begaf. De familie die naast hem waakte leed met hem mee en woedend zag zijn dochter dit alles aan. Haar vader leed doordat de dokter zijn principes hoger achtte dan de oude man. Dus hij kan rustig slapen terwijl ik denk: Beschaving, wat is dat?

zondag 17 januari 2016

Palermo Da Franco


Het oudere echtpaar gaat steeds luider praten. Besmuikt zegt de bazin tegen ons: vind je het gek, na anderhalve liter wijn en acht Limocellos?  Maar ja, ze komen hier al twintig jaar, dan ga je je thuis voelen, nietwaar?  
We bevinden ons in De Italiaan, pizzeria trattoria Palermo Da Franco in de Zwart Janstraat. Je stapt er zo de jaren zeventig binnen. De zaak is stijlvast gedecoreerd, afdakjes met echte dakpannen, steenstrips en granol op de spaanplaten wanden, stoffige plastic bloemslingers, Chiantiflessen en visnetten aan de muren, alsmede Italiaanse antieke landbouwgereedschappen, plastic druiventrossen en reisbureauposters. De menukaart blijkt zich verschanst te hebben onder doorzichtig, verweerd plastic dat bovenop het tafellaken is gelegd. Je kan het lezen maar niet pakken. Palermo Da Franco is het oudste Italiaanse restaurant van Rotterdam, misschien wel van Nederland, en beslist het oubolligste. De zaak is stampvol maar de bazin is volkomen zen; ontspannen en ongehaast. Heb jij nou nog niks te drinken gehad, Arie? sorry, ik ga het gelijk halen. Dan is dat drankje van het huis, hoor!
Sinds de opening in 1969 is er niets veranderd, alle restaurant- en culinaire trends zijn aan hen voorbij gegaan, zonder indruk of invloed achter te laten.
Het eten is navenant traditioneel, eenvoudig en billijk geprijsd.
Wij krijgen de koffie van het huis omdat we zo langhebben moeten wachten. Misschien was dat wel zo, maar daar waren we ons niet van bewust; we hebben ons kostelijk vermaakt,

maandag 16 november 2015

De verdenking.


Een man had zijn bijl verloren en meende dat de zoon van zijn buurman hem gestolen had. Telkens wanneer hij de jongen zag leek het hem alsof hij werkelijk de dief was. Zijn manier van lopen, de uitdrukking van zijn gezicht, zijn manier van spreken, ja, alles aan de jongen getuigde ervoor dat hij de bijl gestolen had.
Korte tijd later echter vond de man zijn bijl weer terug. Toen hij de daaropvolgende dag de zoon van zijn buurman opnieuw ontmoette kwam het hem voor alsof de jongen in geen enkel opzicht op een dief leek.


Uit: Liee DSI. 

zaterdag 26 september 2015

Igor.


Lang, lang geleden toen de wereld nog jong was en de soldaten met poetskatoen schoten woonden ik met mijn toenmalige lief in een souterrainkamer. Het was niet groot maar we hadden een tuin. We hadden 2 buren in onze souterrain. Linda, de Surinaamse buurvrouw die me met veel geduld leerde hoe ik pindasoep kon maken met een pot pindakaas. De andere buur was Josef die verkering had met een blonde schone. Zij hadden een heftige bedrelatie en lagen altijd op dat zachte stuk kamer. Onze keuken was ingericht onder de trap en gelukkig was er een plee aanwezig. Daar leerde we elkaar kennen Igor en ik. Ik beloofde dat dit een veilig plekje voor hem zou blijven maar buiten de plee was het ieder voor zich en hij beloofde dat het toilet voortaan mugvrij zou zijn. Zo af en toe was Igor eventjes weg maar wanneer hij terug was kondigde ik dit luidkeels bij de buren. Zo van; “Igor is terug!” De blondine was bang voor Igor en ging dan altijd naar boven op het toilet. Igor is altijd meeverhuisd. Bij elk huis vond hij wel een eigen plekje en houdt alles mugvrij. Zelfs nu hangt hij aan een draadje buiten op de ramen en wanneer hij er weer is roep ik weer; “Igor is terug!” en dan vieren Jeroen en ik een feestje want dit is het waard door de terugkeer van Igor de huisspin. 

maandag 16 februari 2015

De poorten van het paradijs.


Een soldaat, Nobushige genaamd, kwam naar Hakuin en vroeg: “is er werkelijk een hemel en een hel?’
‘Wie ben jij?’ Vroeg Hakuin.
‘Ik ben een samoerai,’ antwoordde de krijgsman.
‘Jij, een soldaat?’ riep Hakuin uit. ‘Wat voor heerser wil jou tot wacht hebben? Je gezicht ziet eruit als dat van een bedelaar.’
Nobushige werd zo kwaad dat hij zijn zwaard begon te trekken, maar Hakuin ging verder: ‘Dus je hebt een zwaard! Je wapen is waarschijnlijk nog te bot om mijn hoofd er af te slaan.’
Toen Nobushige zijn zwaard trok, merkte Hakuin op: ‘Hier openen zich de poorten van de hel!’
Op deze woorden stak de samoerai, de bedoeling van de meester begrijpend, zijn zwaard in de schede en boog.
‘Hier openen zich de poorten van het paradijs’ zei Hakuin.

Nadenkend over een gesprek dat ik kortgeleden voerde dacht ik aan dit verhaal uit het boek Zen-zin. Zen-onzin.




vrijdag 13 februari 2015

Polderterrorist


Een held is iemand die ongestraft onvoorzichtig is geweest. (W.F.Hermans). Dat is niet helemaal waar, iemand die gestraft wordt na zijn onvoorzichtigheid is evengoed een held.
We waren hem al haast vergeten. Onze eigen polderterrorist, de Pijnackerraar Tarik Zahzah.
Er zijn voldoende argumenten om hem nog gevangen te houden, vindt justitie. Verboden wapenbezit, bedreiging en gijzeling. Kortom, een topcrimineel.
Verboden wapens, dan denk je toch minstens aan een kalasjnikov, niet aan een klappertjespistool, bedreiging, dan denk je aan een grote gespierde man in een camouflagehemd met een indrukwekkend wapen die de arme gijzelaar in zijn oor brult:' Down motherfucker! Down!' Of, zoals de gijzelnemer in Parijs, Amedy Coulibaly, die eerst vier willekeurige mensen doodschiet om zijn woorden kracht bij te zetten en dan pas gaat dreigen. Ja, dan heb je het ergens over.
Zo niet Tarik. Gekleed als ideale schoonzoon. Rustig. Scheldt niet, brult niet. Dreigt alleen formeel, schriftelijk en  houdt zijn 'wapen' achter zijn rug. Uit wat hij zegt en heeft geschreven kan een kind opmaken dat hij geestelijk niet in orde is. Evengoed logisch dat er een aanhoudingseenheid hem komt aanhouden. Met geesteszieken weet je het nooit. Denk aan Bart van Urk. Maar toch. Voor mij is het enige slachtoffer Tarik. Hij is de enige in dit verhaal die écht in gevaar is geweest. Hij is écht bedreigt met échte vuurwapens door échte grote kerels die écht tegen hem schreeuwde. Nog net geen: 'down, motherfucker', maar wat scheelt het. Ik weet niet waarom hij nog vast zit. Het lijkt mij in ieders belang dat hij zo snel mogelijk behandeld wordt aan zijn psychose en wie weet aan de posttraumatische stressstoornis, die hij aan zijn aanhouding overgehouden heeft.


Laaglander

vrijdag 6 februari 2015

De Dromenwever.


Dit is de titel van een van de boeken geschreven door Wim Gijsen. Hij is een van mijn lievelingsschrijvers en bij het doorneuzen van het www leerde ik dat hij meer is geweest dan een fantasyschrijver. http://nl.wikipedia.org/wiki/Wim_Gijsen 
Hier lees je wat meer over de auteur. Ik ben weer eens in zijn fantasiewereld gedoken en reis met hem mee.
Een tijdje geleden liep ik eens samen met Jesse langs het Sterrenbos en kwam een jongen tegen. We liepen eventjes samen op en ik vertelde hem dat ik hierna een lekker bakje thee zou zetten en een boek ter hand zou nemen en zou gaan lezen. Hij keek me verwonderd aan en zei dat hij nooit boeken las met een vleug van trots in zijn stem. Ik beantwoorde hem dat ik het eigenlijk jammer voor hem vond. Dit schijnt wel vaker te gebeuren in het digitale tijdperk. Vreemd. Waarom zou je om iets lief te hebben het andere moeten haten?
 Maar, ik ben dus weer in een leestijdperk belandt en reis in vreemde landen en andere tijden.


woensdag 4 februari 2015

De Nieuwe Hemel (strip)


De maker van deze strip is Mark Hendriks en komt uit 2006. Ik heb deze van mijn lief gekregen. Hij weet zo goed waar ik van hou. De strip of eigenlijk graphic novel gaat over vrouwen tijdens de Chinees/Japanse oorlog in de jaren dertig. Graphic novel is een strip in boekvorm met een literaire inslag. De Corto Maltose serie wordt hier ook in onderverdeeld. De tekeningen zijn schitterend en bij het bekijken hiervan vermoed ik dat de techniek inhoudt dat gedeelte van een blad papier vochtig wordt gemaakt en dan wordt er met Oost Indische inkt getekend. De inkt vloeit dan uit. Het vel wordt dan gedroogd en dan komt het eigenlijke tekenwerk. Het verhaal is summier en gaat over 2 vrouwen die een treinreis maken door Manchurije. Een vrouw is een schrijver die de reis beschrijft met haar reisgenoot. De Russen zijn net door de Japanners verslagen. Japan breidt zijn vloot uit en heeft grote behoefte aan land en grondstoffen. Ze vinden zichzelf ook superieur aan de Chinese bevolking. Zoals er vaak wordt gezegd dat de geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaar blijkt dat deze manier van kijken naar de geschiedenis een verfrissend beeld geeft.



maandag 26 januari 2015

Wat ons verbindt.

van Mathieu Paley.
De laatste tijd hoor ik mensen praten over de dingen die ons scheiden, wat de ander denkt en interpreteert. Dan ook niet eens op een positieve wijze. Dan denk ik aan het oude gezegde: “Wanneer men iemand wil slaan vind men altijd wel een stok”. Ikzelf probeer me bezig te houden met de dingen die ons verbinden. Dat houdt me wat blijmoediger. Zo neus ik af en toe in een oud boekje uit 1979 geschreven door Paul Reps en het heet Zen-zin. Zen-onzin. Het bevat korte verhaaltjes over het Zen boeddhisme waar ik al lange tijd mee loop te flirten. Het zet me aan het denken. Dit is een van die verhaaltjes.

Niet ver van het Boeddha schap.
Een student aan een universiteit, die op bezoek was bij Gasan, vroeg aan deze: ‘Hebt u ooit de Christelijke Bijbel gelezen?’
‘Nee, lees me eruit voor’ zei Gasan.
De student opende de Bijbel en las voor uit Mattheus: ‘En waarom zijt gij bezorgd over kleding? Ziet de lelies op het veld, hoe zij groeien. Zij zwoegen en spinnen niet, en toch zeg ik u dat zelfs Salomon in al zijn heerlijkheid niet gekleed was als deze… Wees dus niet bezorgd voor de dag van morgen, want de dag van morgen zal bezorgd zijn voor zichzelf.’
Gasan zei:’ Wie deze woorden heeft gezegd, beschouw ik als een verlicht man.’
De student las verder; ‘Vraagt en ge zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en er zal worden open gedaan.’
Gasan merrkte op: Dat is uitstekend. Wie dat gezegd heeft was niet ver van het Boeddhaschap.


woensdag 12 november 2014

Donjon Strips


Weet waar je aan begint, waarschuwde een kenner van strips. Deze serie is oneindig. Maar ja, ik was verkocht. Het bevat alle elementen waarvan ik hou. Humor, avontuur en fantasie. De helden of anti helden, het is maar hoe je het bekijkt, zijn met een vaart getekend en hun avonturen eindeloos en totaal absurd. Ze zijn getekend en geschreven door Joan Sfar en Lewis Grondheim. Uiteraard uit Frankrijk een van de bakermatten van de strips. Het bestaat uit 3 series: Ochtendgloren, Zenit en Avondschemering. Of anders geschreven de opkomst, gloriedagen en verval van de wereld rondom een donjon(toren). Het is een grote reeks en absoluut lang niet alles is vertaald, maar wees gewaarschuwd. Wanneer er een glimlach om je lippen krult bij het lezen van de eerste bladzijde ben je verkocht. 

woensdag 8 oktober 2014

De wind in de wilgen (strip)


Een aantal jaar geleden gaf Roen me 4 stripboeken “De wind in de wilgen” cadeau. Samen zijn we grote stripliefhebbers. Ik werd gelijk verliefd want de tekeningen zijn prachtig. Elke tekening is een klein schilderijtje. Ik ben ook een liefhebber van het Engels/Iers en Schots landschap. De tekeningen doen dit unieke landschap hier goed recht. De strip is getekend door Michel Plessix en is gebaseerd op een kinderboek geschreven door Kenneth Grahame. Ik dook in You Tube en tot mijn verassing zijn er veel meer liefhebbers. Het is in vele talen uitgegeven en tekenfilms van gemaakt. Dus het is de moeite waard om You Tube door te neuzen wanneer je van dit genre houdt. http://nl.wikipedia.org/wiki/De_wind_in_de_wilgen vertelt hier meer over. 

zondag 27 juli 2014

Terror Grover


Sinds jaar en dag worden katten ingezet om de mensheid  van muizen te verlossen, maar onze poes Grover heeft dat niet goed begrepen. We hadden geen muizen maar Grover brengt ze binnen en laat ze dan ontsnappen. Misschien vindt zij het prettiger om overdekt te jagen, vooral als het slecht weer is. Dat heb je ook in Amerika. Dan laten ze een panter of een ander ‘wild’ dier los in een omheind terrein en die kan je dan, tegen betaling, ‘jagen’. Zoiets heeft Grover voor zichzelf geregeld. Onze vorige kat joeg ook op muizen maar hij bracht ze nooit binnen. (Volgens Koen bracht hij ze naar de dierenarts maar dat lijkt mij niet waarschijnlijk. Gezien zijn omvang denk ik dat hij ze opat, als aanvulling op zijn karige dieet.) Zo zitten er soms muizen onder het keukenblok,  onder de bank of boven op het gordijn. Als ik ze kan vangen laat ik ze buiten vrij maar vaak loopt het slecht met ze af en heeft Grover ze eerder te pakken. Net als bij drs.P: dan ligt er weer een muizenjuffrouw in het trapportaal, die op onnatuurlijke manier is overleden.
Onlangs dacht ik dat er een sigarenpeuk op de grond lag; was het een afgebeten muizenkop. Bij dierenliefde krijg je ambivalente gevoelens. Dankzij je lieve poes, die schattig kopjes geeft en al heel haar leven verliefd is op Mink, heerst er terreur en angst onder het muizendom.
De hond is wat betreft matiger. In zijn jeugd heeft hij weleens een slachting aangericht onder Kralingsebosse zwerfkippen, en was een ziek konijn of een onoplettende meerkoet de pineut maar zo bont als Grover heeft Mink het nooit gemaakt. Nu hij tien jaar is, loopt hij eenden en ganzen ongeïnteresseerd voorbij. Misschien dat de poes dat later ook krijgt. Dat zou een stuk rustiger zijn.


Laaglander

zondag 8 juni 2014

Staafjes van elpenbeen.


Toen Keizer Dsjou eetstaafjes van elpenbeen verlangde voorzag zijn minister Dji Dsi niet veel goeds. Want wie met dergelijke staafjes eet zal geen genoegen blijven nemen met aarden schotels, die wil schalen van jade en buffelhoorn op tafel zien. En inplaats van rijst met groenten zal hij het weke vlees van jonge luipaarden of van olifantenstaarten verlangen. Zijn grove dagelijkse kleding zal hij versmaden en kostbare zijde eisen. Een strodak zal hem te min zijn en hij zal in prachtige vertrekken willen wonen…..
Waar moest dat alles op uitlopen? Zo dacht de minister, toen de koning elpenbenen eetstaafjes verlangde.
Reeds 5 jaar later was Dsjou een gevreesde tiran, die zijn onderdanen op wrede wijze kwelde. Bergen vlees hoopten zich op zijn tafel op en er vloeide zoveel wijn, dat men er een vijver mee had kunnen vullen. Op deze wijze kwam hij tenslotte onontkoombaar ten val.


Geschreven door: Han Fe Dsi.