In Tilburg wandelde ik met mijn
vrouw, beide dochters en mijn kleindochter in de kinderwagen door een park. Het
was mooi weer. Er waren allerlei groepjes daar. Een groepje klassieke blowende hangjongeren,
een groepje hangouderen, zittend en rokend op een bankje of op de scoot,
hippieachtige alto’s, Surinaamse negers, en Afrikaanse negers. De Afrikaanse
negergroep was samengesteld uit een aantal Somaliërs of Ethiopiërs en een
West-Afrikaan, Ghanees, schatte ik. Wij groetten en zij groette vriendelijk
terug. De Ghanees zei tegen mij: ’You, very happy man’. Ik zei:
‘Hoe kan jij dat weten?’Hij
antwoordde in het Engels:
‘Jij loopt hier, blakend van welstand
in de zon met drie prachtige vrouwen. Ik denk je vrouw, je dochters en je
kleinkind. Echt een mooi plaatje, je bent echt een familieman.’
Het ontroerde me, want hij sloeg de
spijker op de kop. Ik dacht: Misschien is hij een vluchteling, ver van zijn
familie, in gezelschap van andere vluchtelingen en eigenlijk feliciteert hij
mij met geluk dat hij zelf niet heeft.
Laaglander
Geen opmerkingen:
Een reactie posten