Het
buurtfeest in Costa da Caparica was al een tijdje gaande voordat we
het opmerkten. We hadden met de hele familie gegeten in een
buurtrestaurant. Voldaan en nagenietend van de gezelligheid ging
iedereen zijns weegs. Toen we in het vallend duister, via een
schilderachtige kade, naar de auto liepen hoorde ik in de verte een
zanger en dacht: is dat een plaatje van Julio Iglesias of niet en kàn
dat wel, een Spaanse zanger in Portugal. ‘Nee joh,’ zei Marian,
‘dat is live, een feest of zo. Muziek op het plein, Portugeese
style.’ Onze nieuwsgierigheid was gewekt. Als door sirenen gelokt
volgden we door smalle straatjes het muziekspoor en kwamen terecht in
een fantastische party waar volwassenen, kinderen en honden aan het
feesten waren. Het leek op een Fellinifilm, hoewel, in een film zou
je zoveel malle Pietjes vergezocht vinden. Er was duidelijk een
overschot aan zonderlingen, zwakbegaafden en dorpsgekken. En onder de
andere mensen was een indrukwekkende hoeveelheid onderbeten,
overbeten, lelijke koppen en dwerggroei te zien. Ofschoon Costa da
Caparica op een steenworp afstand van Lissabon ligt – de Taag over,
langs Cristo Rei en je bent er – heeft inteelt er lelijk
huisgehouden.
Er
was een geïmproviseerde bar, een oud-Portugeesche gebakkraam en een
podium waar drie dikke, somber kijkende, besnorde mannen liedjes de
zoelte instuurden, volmaakt passend bij de fantastische zomeravond.
Een mengeling van Juan Luis Guerra, Rowan Hèze en Los Lobos. Maar
dan in het Portugees. Het eerste dat we zagen was, op zuidelijke
klanken, een countrylinedance die zo perfect werd uitgevoerd dat daar
wel repetitie aan vooraf móest zijn gegaan maar het was duidelijk
geen uitvoering want iedereen had gewone kleren aan. Een reus met een
half gebit en een wijnvlek die een groot deel van zijn gezicht
besloeg, deed alles precies verkeerd en botste steeds tegen de
anderen aan. Toch werd niemand kwaad. Naast de line stond een
jongentje van een jaar of tien aandachtig mee te dansen. Een kleuter
gooide ritmisch op de muziek steeds haar knuffel de lucht in en ving
hem op. De band speelde onvermoeibaar door. De muzikanten zongen om
beurten, alle drie even goed. Na de linedance werd er ‘gewoon’
gedanst. Los en in salsastijl. Vaak vrouwen met elkaar. De meesten
waren op hun paasbest, in trevira jurken en uitbundige tatoeages
uitgedost. Ze dansten goed, soepel in de heupen, tikje uitdagend.
Hoewel er alleen plaatselijke Portugezen waren, voelden wij ons
welkom. Na een tijdje voegde mijn knappe zoon en zijn beeldschone
vriendin, ook gelokt door de authentieke klanken, zich bij ons.
Geprikkeld door de ritmische muziek waagden zij een dansje en zo
voegden ze een grappig contrast toe aan dit schilderachtige plaatje.
Laaglander
Geen opmerkingen:
Een reactie posten