Meestal bleef Wu
Hang-Li in zijn huisje , en zijn vrienden kwamen elke dag om lange gesprekken
met hem te voeren in de hoop, zijn gemoed op te helderen en een nieuw
vertrouwen in hem te doen ontwaken. Wu Hang-Li echter, hoe gaarne hij ook urenlang
met hen sprak, was voor hun woorden niet toegankelijk. Daarom besloten zij, hem
over te halen, zijn afgeslotenheid op te geven, zich als vroegere tijden weer
onder de mensen te bewegen en zodoende de last te verlichten, die hem nog
steeds scheen neer te drukken en al zijn overpeinzingen somber kleurde.
Zo kwam het, dat Wu
Hang-Li en zijn vrienden eens door de straten van de hoofdstad dwaalden, druk
pratend en soms in opwekkende gedachten verdiept. Zij hadden echter nog niet
ver gewandeld, toen zij een lange stoet van jonge mensen tegenkwamen, zingend
en joelend. Enkele waren gewapend, anderen zwaaiden met vaandels en bonte
doeken. Zij waren op weg naar het paleis van de vorst om de opheffing van
bepaalde wetten te eisen, die zij als onrechtvaardig en verderfelijk beschouwden.
Wu Hang-Li bleef staan en sloeg de voorbijtrekkende stoet met bezorgde blikken
gade. Een van zijn vrienden, die dit zag, vroeg aan Wu Hang-Li:
‘Waarom deze
bezorgdheid? Is het niet goed, dat de jeugd zich roert, en haar krachten wil
ontplooien? Is het niet loffelijk, dat zij haar bijdrage wil leveren om de
algemene ontreddering tegen te houden?’
Wu Hang-Li keek zijn
vriend peinzend aan, voordat hij antwoordde:
‘Het is goed, dat de
jeugd haar plaats in de wereld wil veroveren, zolang de ouderen haar die plaats
betwisten, en het gezag gehandhaafd blijft. Maar zodra de ouderen vrijwillig
afdanken en de jeugd de leidsel in handen geven, dreigt er een stortvloed, die
alles en iedereen zal overstromen. De jeugd moet luidruchtig zijn-wie zou haar
willen beletten, te schreeuwen en haar wens kenbaar te maken? Maar haar kreet
moet een roep van verlangen zijn, en geen triomfantelijk gejuich. Jeugd is
belofte, is onzeker tasten en de juiste weg zoeken, die voor haar slechts in
vage omtrekken herkenbaar is. Wat moet de jeugd beginnen, die men doet geloven,
dat zij het doel heeft bereikt? Het gebaar der rijpheid en ondervinding, dat
zij zich hier aanmatigt, misstaat de jeugd.’
‘Zijt gij niet
onrechtvaardig en al te streng?’ vroeg een vriend.
‘Ik klaag de jeugd niet
aan’, antwoordde Wu Hang-Li, ‘al gaat ook zij niet helemaal vrijuit. De
grootste schuld echter treft de ouderen, die het de jeugd al te gemakkelijk
maken. De jonge mens grijpt, wat zijn begerige handen kunnen houden, zonder te
vragen of het hem ook toekomt. Maar de ouderen moeten weten, dat de jeugd van
verkwisting en verguizing leeft, en dat alle schatten der aarde niet toereikend
zouden zijn om de mateloze begeerte van de jeugd te stillen.’
‘Hoe komt het dan, dat
de jeugd de macht in handen gelegd ziet?’ vroeg een ander van Wu Hang-Li’s
vrienden.
Deze zei : ‘Hebt ge nog
niet opgemerkt, dat niemand meer oud wil worden? Een grijsaard was vroeger een
eerbiedwaardige verschijning, men eerde hem overal om de som van levensdondervinding die hij in vele jaren had opgedaan,- en levensdondervinding dunkte iedereen het hoogste en
begerenswaardige goed. Thans echter streven mensen er naar, om de vergankelijke
jaren der jeugdige onbezonnenheid te
bestendigen,- wij erkennen de waarde van de hoge leeftijd niet meer.’
‘Maar is het niet mooi
om jong en fris te blijven, om de oneindigheid van de nieuwe dag met vernieuwde
kracht te voelen?’
‘Zo denken slechts zij,
die dit leven beschouwen als de som van alles, wat ons is toebedeeld’.
Antwoordde Wu Hang-Li, ‘zo denken zij, die angst voor de dood hebben, omdat de
wil van de Hemel wantrouwen. Het is een zeer ernstige vergissing te geloven,
dat de jeugd de oneindigheid van Hemel en Aarde sterker beleeft en duidelijker
beseft dan die van de rijpere leeftijd,-het tegendeel mis waar. En zijn wij
geen dwazen, meer dan dwazen, om er naar te streven, iets vast te houden, wat
ons toch onherroepelijk ontglipt? Kunnen wij beletten, dat onze haren grijs
worden, dat onze huis rimpelt, dat ons bloed trager stroomt en onze gewrichten
verstijven? De mens is geworden om te rijpen en oud te worden, en hij dient
zich van deze wet van de Hemel bewust te zijn. Een mens, die niet meer rijp wil
worden, is als een plant, die niet wil bloeien noch vruchten wil dragen, is als
een rups, die geen vlinder wil worden, is als een ei, dat weigert, kuiken te
worden.
Ik heb al
jarenlang een tekst in mijn bezit dat verhaalt over een gesprek tussen meester
en leerling. Dat gesprek ging over een kristal en de betekenis die de meester
er aan gaf. Deze meester is Wu Hang-Li. Die tekst vonden Hot en ik toch wel
bijzonder inspirerend en vooral tijdloos. Dus zocht ik tijdenlang een boek over
hem in de 2de hands markt. Eindelijk vond ik een boekje dat een beetje verhaalt
over het verleden van deze man. De schrijver is Norbert Loeser en het boekje
heet 'De wijsheid van Wu Hang-li. '' Ook hij wist niet veel over deze man maar
hij denkt dat die na 213 v.Chr. leefde. deze datum is berucht door de Qin
dynastie en de grote boekenverbranding en het uitmoorden van de Confusius
geleerden. Als Wu Hang-Li tijdens en voor deze datum had geleefd zou hij ook
gedood zijn. Het is dus een zeer oude tekst en als je door de taalgebruik kunt
lezen zou je 'zoals vele andere teksten van bekende denkers door de tijden
heen' het nu nog steeds gelden.