Ik zit in een
rolstoel met zo’n klein tafeltje eraan gemonteerd. Ik heb een bruine terlenka
broek aan, die een beetje scheef is opgehaald. Aan mijn voeten pepermuntwitte
tennissokken met de afbeelding van twee gekruiste tennisrackets, grijze
schoenenreusschoenen en een blauwgrijs nylon tram/buschauffeursoverhemd. Ik loop
en praat moeizaam. Ik heb een CVA, een herseninfarct gehad en ik woon nu in een
verpleeghuis. Mijn vrouw komt dikwijls op visite, bijna elke dag. Vaak neemt ze
iets lekkers voor me mee want het verpleeghuiseten is ook niet alles. Een
enkele keer slaat ze over en komt ze niet. Dan gaat ze een dagje uit met een
vriendin of een busreis. Ik heb dan verdriet want ik wil dat ze bij mij is. Het
is mìjn vrouw! Ik huil van frustratie en jaloezie maar mijn vrouw is
onverbiddelijk:
‘Ik heb nog een eigen leven, hoor’, zegt ze.
Maar vandaag is
ze er. Er is en opvoering van een zangkoor in de aula van het verpleeghuis. Ik
wil er heen. Ik houd weliswaar helemaal niet van die muziek, maar het is weer
eens iets anders. Beetje reuring in de tent en in mijn leven. Ik instrueer mijn
vrouw dat ze me vooraan zet. Achter me wordt de zaal volgebouwd met de rolstoelen
en bedden van de andere bewoners. De zaal is afgeladen. Juist als het concert gaat
beginnen moet ik poepen. Paniek. Er moet een gang tussen de bedden en
rolstoelen worden gemaakt om mij door te laten. Veel gezucht en gemompel.
Iedereen moppert. Mijn vrouw ook.
‘Had je dat niet eerder kunnen bedenken?’ Ik
barst in huilen uit. Ik kan niet veel meer hebben tegenwoordig.
Geloof het of
niet maar dit heeft mij vrouw gedroomd. Waarom ze me van die malle kleren heeft
toegedroomd kon ze niet zeggen maar het is typisch verpleeghuis, dat wel. Dat
stampvoetirige, dwingende kan wel kloppen. Dat is regressie van het
gevoelsleven, een hospitalisatiesymptoom, daar doe je niet veel tegen.
Het zou zomaar ècht kunnen gebeuren, ooit. Een
boze toekomstdroom; een die voor veel mensen trouwens harde realiteit is.
Laaglander
Geen opmerkingen:
Een reactie posten