Een vrouw, die een kindje aan haar boezem drukt, zei:
Spreek tot ons over kinderen.
En hij zei:
Je kinderen zijn je kinderen niet.
Zij zijn de zonen en de dochteren van ’s levens hunkering
naar zichzelf.
Zij komen door je, maar zijn niet van je,
En hoewel zij bij je zijn, behoren ze je niet toe.
Jij moogt hun leven geven van je liefde, maar niet van je
gedachten.,
Want zij hebben hun eigen gedachten.
Jij moogt hun lichamen huisvesten, maar niet hun zielen,
Want hun zielen toeven in het huis van morgen, dat ge niet
bezoeken kunt, zelfs niet in je dromen.
Jij moogt proberen hun gelijk te worden, maar tracht niet aan
je gelijk te maken.
Want het leven gaat niet terug, noch blijft het dralen bij
gisteren.
Jullie bent de bogen, waarmee je kinderen als levende pijlen
worden weggeschoten.
De boogschutter ziet het doel op de weg van het oneindige en
hij buigt je met zijn kracht, opdat zijn pijlen snel en ver zullen vliegen.
Laat het gebogen worden door de hand van de boogschutter een
vreugde voor je zijn:
Want zoals hij de vliegende pijl liefheeft, zo mint hij ook
de boog die standvastig is.
Uit het boek: De profeet, geschreven door Kahlil Gibran van
1927.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten