Haar hand op zijn huid was de hand van zijn moeder die hem knuffelde
en koesterde. Hij was weer een baby. Hij voelde welbehagen waar hij zich
volledig aan overgaf. Het leek of hij ontstond onder haar handen, of zij hem
ter plaatse boetseerde.
Haar handen waren bootjes die over zijn lichaam vaarden en vlinders
van vlees die zijn op rug fladderde.
Zijn pik was een spijker waarmee hij zichzelf met bonkende slagen vast
nagelde aan Susan’s kruis. Hèt Kruis. Susan’s kut was de Christuskop,
het pubishaar de doornenkroon. Hans moest sterven aan het kruis waar hij op
vastgespijkerd was. Toen hij klaarkwam knikte Jezus’ hoofd en gaf de geest.
Ingegeven door prettige ervaringen had Hans een zakje skunkwiet gekocht
om in een roes te zijn als hij met zijn vriendin zou gaan vrijen. Zij was die
avond op bezoek en zou blijven slapen.
Susan had nachtdienst gehad. Ze hadden elkaar niet veel gezien die
week; ze was altijd een beetje narrig als ze nachtdienst had. Maar nu ze vrij
was stond niets een gezellig samenzijn in de weg.
Hans was verpleger en ziek gemeld omdat zijn voet, gebroken, in
het gips zat. Daardoor kon hij, behalve niet werken, niet hardlopen. Iets
waar hij aan verslaafd was. Hij vulde zijn tijd met tv kijken en lezen en
verveelde zich. Hij was blij met het bezoek van zijn liefje.
Plotseling had Hans de fantasie dat hij Susan met een stanleymes zou
snijden en vermoorden. Dat dit onvermijdelijk was. Dat haar familie en
vrienden verdrietig en woedend zouden zijn, dat hij gearresteerd zou worden en
dat hij zich uiteindelijk zelf, vol schaamte en spijt met een stanleymes zou
suïcideren. Die fantasie was een flits, duurde korter dan een seconde, maar was
zo concreet als een herinnering: alsof het al echt gebeurd was. Hij durfde dat idee
niet te laten vertrekken. Hij moest de gedachte bewaken - niet meer onderbewust
laten worden - om te voorkomen dat het ‘onvermijdelijke’ echt zou gebeuren.
‘Wat was het heerlijk, hè? Bedankt voor de lekkere seks. Wat fijn dat
ik niet meer hoef te werken vannacht en lekker bij je kan blijven.‘
‘Ja, het was zeker prettig, maar ik heb toch liever dat je naar je
eigen huis gaat.’ Susan reageerde verbaasd.
‘Naar huis? Waarom dan? Ik zou toch hier slapen? Ik kan nu niet
weg. Ik kan niet autorijden. Ik heb gedronken en een slaappil
ingenomen.’
‘Waarom je weg moet kan ik echt niet zeggen’, stamelde Hans. ‘Maar het
zou echt beter zijn als je
ging’.
’Hoezo, dat kan je niet zeggen? Je mag toch àlles tegen me
zeggen. Ik wordt heus niet boos hoor. Zeg ’t maar. Ben je angstig? Je bent overgevoelig
sinds je in ’t gips zit. En nu ben je ook nog stoned. Je denkt toch niet aan zelfmoord,
of zo?’
’Ja, ook wel. Zelfmoord zal haast wel moeten. Maar zo eenvoudig is het
niet, ik durf het nu echt niet te vertellen. Morgen, zuchtte Hans die zich
schaamde voor zijn gewelddadige fantasie. Hij zag wel in dat Susan niet weg kon
gaan. Ze viel al in slaap.
Ik neem ook maar een slaappil. Die rare gedachten en fantasieën komen
door de wiet. Een angstdemper zal helpen. Hij zocht de slaappillen die zijn
vriendin van het ziekenhuis had gepikt. Rohypnol.
Rohypnol!
Dat middel gebruiken criminelen om hun geweten uit te schakelen. Susan
kan niet weg en ik durf niet te gaan slapen, zeker niet met Rohypnol. Dan ga ik
maar opzitten. Op de gang schrok hij van zijn gereedschapskist, vol
scherpe beitels en schroevendraaiers.
Ik heb handen waarmee ik een schroevendraaier uit die kist zou kunnen pakken…
Weg ermee. Moeizaam door zijn gips voet sjouwde hij de zware kist de trap af,
naar de kelderberging.
‘Wat loop je toch te rommelen’, riep Susan.’ Kom lekker in bed
liggen’.
’Ik kom zo, hoor’.
Hij ging in de kamer zitten en deed de tv aan met het geluid
uitgeschakeld. Omdat hij zijn duim per ongeluk op de kiesknop gedrukt hield
wisselde het beeld snel. Even dacht hij dat hij zat te trippen. Hij
zuchtte, wat ik fantaseerde is juist het tegenovergestelde van wat ik echt voel
voor Susan. Het is de andere pool. Misschien moet ik in dìt leven iets slechts
doen. Er bestaat goed en slecht. Zonder
slechtheid geen goedheid. Yin en Yang. Misschien moet je alles een keer zijn:
een keer goed en een keer slecht, voordat je verlicht wordt.
Zou de duivel misschien toch echt bestaan en mij deze dingen laten
denken? Hans had altijd gedacht dat de duivel symbool is voor alles wat slecht
en corrupt is, maar niet dat het een mannetje is met bokkenhoorntjes en een
staart. Hij begon nu te twijfelen.
Als ik aan iets nòg ergers denk ben ik van deze fantasie af. Dus probeerde hij te denken aan gewelddadigheden tegen zijn
kinderen, die niet aanwezig waren en hij dus niet bang zou hoeven zijn dat hij
ze zou uitvoeren. Maar dat fantaseren lukte niet. Hij kreeg het gewoon
niet voor elkaar. Het veroorzaakte nog meer onrust. Hij was bang zijn verstand
te verliezen, moest denken aan wat Susan had verteld over een patiënt, die
pardoes zijn vrouw met een voorhamer de hersens had ingeslagen. Misschien ben
ik betoverd met winti door die Surinaamse met wie ik iets gehad heb.
Dat christendom heeft niets bereikt in 2000 jaar. De wereld is nog
steeds vol gewelddadigheid en uitbuiting, ondanks en ook dankzij dat geloof. Jezus is echt voor niets gestorven. Project
mislukt. Had ie ‘t maar nooit gedaan, dan had ik ook niet hoeven sterven op
Susan’s kruis en zat ik hier ook niet te piekeren. Zo tobde hij de nacht in.
Langzaamaan doofde de wietroes uit en verdween zijn angst. Hij kroop in bed en
vertelde Susan, die wakker werd, wat hij had gefantaseerd.
’Het is goed hoor, ga maar lekker slapen.’
’s Morgens was ze alles vergeten. Hans vertelde haar opnieuw wat hij
had beleefd.
‘Je moet die troep maar niet meer gebruiken.’
Die ochtend hoorde Hans op de radio dat in de tippelgedoogzone een
lijk gevonden was, dat zo was toegetakeld dat men niet wist of het een man of
een vrouw was. Hij wist op een of andere manier zeker dat de verminking met een
stanleymes moest zijn aangebracht.
Ik heb die boze vibraties op paranormale manier opgevangen door mijn
hypersensitiviteit, die door de marihuana was veroorzaakt, besloot Hans.
Laaglander
Geen opmerkingen:
Een reactie posten