Het
braafste jongetje
Rebelsheid,
opstandigheid, tegendraadsheid; het heeft mij altijd gefascineerd.
Op
de kleuterschool keek ik al met verwondering, afschuw en jaloezie naar Fritsje
Erwich, die jolig zijn broekje liet zakken als de juf even weg was. Lachen. Dat
wilde ik ook. Ik deed de banden van mijn broekje al naar beneden. Fritsjes
broek zat alweer netjes. De juf kwam binnen. ‘Wat ben jij aan het doen,’ vroeg zij bars. Zo
had ik haar nog nooit horen praten. ‘Ga jij maar eens in de hoek staan met je gezicht
naar de muur. Dat wil ik nòòit
meer zien!’ In
de hoek staan met je gezicht naar de muur was een zware sanctie. De normale
sanctie was met je rug tegen de muur. Ik begreep dat ik iets ernstigs had
misdaan, of willen doen. Helemaal snapte ik het niet, maar sindsdien was ik
extra braaf.
Als puber was ik idolaat van Muhammad Ali
en Jan Cremer. Niet zozeer vanwege hun sportieve, respectievelijk literaire
prestaties, maar door hun tegendraadsheid. Zo wilde ik ook worden, zijn, durven
zijn vooral.
Maar
het bleef bij dromen. Zo bleef ik braaf naar de kerk gaan omdat mijn ouders dat
wilden. Later, dacht ik, later als ik groot ben word ik tegendraads. Als
niemand mij meer tegenwerkt.
Ik ging naar de kokschool, want dan zou ik
later kunnen gaan varen. Dat werd een mislukking. De terreur van leraren, die
in de vijftiger jaren waren blijven steken, beu, was ik, veertien jaar, school
drop out. Ik ging werken. Maar werkgevers bleken al even onderdrukkend als
leerkrachten. Vooral tegen een veertienjarige werknemer zonder opleiding. Zo
leefde en werkte ik maar wat in het rond zonder doel of plan. Op mijn tweeëntwintigste
was ik vrachtwagenchauffeur. Mijn rebelsheid had tot dan toe bestaan uit
meedoen met acties van de
socialistische jongeren en de kabouterpartij, en hasj roken. Die acties waren buitenparlementair, dus wel enigszins
rebels en hasj roken werd toen nog niet gedoogd, zoals tegenwoordig.
Tegendraads light zou ik zeggen.
Mijn oudere broer was, na een kortstondige
carrière
als kantoorbediende, leerling verpleegkundige geworden. Dat wilde ik ook. Want
de antipsychiatrie was losgebroken; psychiatrie was hot en hip; daar gebeurde
het. Dus na een schriftelijke vooropleiding werd ik leerling psychiatrisch
verpleegkundige.
Psychiatrie was ìn, vanwege
de vele nieuwsberichten over antipsychiatrie. Maar ik moest natuurlijk gewoon
in de pas lopen, en, gemotiveerd om op de valreep nog een fatsoenlijk beroep te
leren, was ik weer het braafste jongetje van de klas.
Na
mijn diplomering zou ik pas los gaan. Met mijn beste vriend had ik afgesproken
om na mijn opleiding een wereldreis te gaan maken. Met een lelijke eend, of
liever nog, per motorfiets, zoals de bewonderde Jan Cremer.
Maar wij hadden motorfiets noch
motorrijbewijs en ook al geen geschikte auto. En we zagen op tegen alle
grensformaliteiten en visumtoestanden. Dus kozen wij voor een brave,
georganiseerde busreis, via het Midden-Oosten naar Nepal. In Nepal en India
hebben we nog een paar maanden de hippie uitgehangen maar toen was het wel klaar
met die tegendraadsheid en moest er weer geld verdiend worden. De andere helft
van de wereld kon wachten.
Toen volgden er huwelijk, kinderen en
bijkomende verplichtingen en was het helemaal uit met mijn hoge sprongen.
En nu, nu ik vijfenzestig ben kan ik doen
en laten wat ik wil. Maar ik wil niet. Ik ben blij dat ik niet hoef.
Mijn oudste zoon zat als puber om de
haverklap in het cachot omdat hij ’s nachts de stad onder kliederde met graffiti en
hij werd van een reeks middelbare scholen afgetrapt. Uiteindelijk heeft hij de moederhavo gedaan, daarna de
kunstacademie en nu is hij een gelauwerd fotograaf. En de partner van mijn
oudste dochter heeft geen opleiding afgemaakt maar maakt nu, heel creatief,
speeltoestellen, boomhutten en tuinhuizen van sloop- pallet en steigerhout en
boomstammen, waarmee hij heel succesvol is. Tegendraads maar wel verantwoord. Dus
met een inkomen waarmee je een gezin kan onderhouden. Dat ik daar niet op
gekomen ben. Maar nee. The story of my life: In mijn hart ben ik een rebel,
maar gemakzuchtig, opportunistisch en conflictvermijdend, altijd het braafste
jongetje van de klas gebleven.
Laaglander