zondag 22 maart 2015

De eenzame dood van René Lelivelt


… suicide is painless / It brings on many changes / And I can take or leave it if I please, zongen ze vroeger, bij de tv-serie M.A.S.H.
    En zo is het maar net. Zelfmoord komt veel voor onder psychiatrische patiënten. Niet alleen depressieve mensen, ook jonge schizofrenen maken vaak de balans op, als ze een paar maal psychotisch zijn geweest. Voor een toekomst van opnames en crises bedanken ze en stappen bewust uit het leven. Of de patiënt heeft een dwingende stem die hem opdracht geeft een eind aan zijn leven te maken, dat bestaat ook. En er zijn mensen die niet echt depressief of psychotisch zijn, maar toch dood willen..  
    Hoewel ik veertig jaar in de verpleging werk, waarvan meestentijds in de psychiatrie, had ik nog nooit direct een suïcide meegemaakt. Als er een suïcide was, had ik net geen dienst. Stom geluk, want het is ook voor een professional bepaald geen pretje.  Maar onlangs was ik toch aan de beurt.
    Op een zondag was ik ingedeeld op de crisisafdeling. Ik wilde juist een sigaret draaien voor een patiënt die in de isoleer verbleef, toen collega Roel binnenkwam. Hij liep meteen op mij af en vroeg of ik mee kon komen. Ik wilde eerst het sjekkie draaien maar Roel drong aan: ‘nu meteen meegaan alsjeblieft’. Ik ging met hem mee, onderwijl propte ik het pakje shag in mijn zak. Hij liep naar de slaapetage van de open afdeling, ging een slaapkamer binnen en meteen naar de douche. Daar hing roerloos aan de kraan met een elektriciteitsdraad om zijn nek, zijn billen een klein stukje boven de grond, benen vooruit, hoofd opzij gebogen, René Lelivelt. Ik kende René wel, hij was eerder opgenomen geweest wegens zelfmoordgedachten. Tegenslagen zag hij snel als onoplosbaar.
    ‘Losmaken’, zei ik meteen. Ik tilde hem onder zijn oksels een beetje op en Roel haakte de draad los van de kraan. De lus zat los om zijn nek, niet gestropt. Ik legde hem plat en gaf hem meteen, mijn walging negerend, een mond-op-mondbeademing. Roel begon onderwijl een hartmassage te geven. Het was een beetje krap in de douche dus we sleepte hem de kamer in en gingen verder met reanimeren. Collega Jeannette  kwam binnen, door het alarm opgeroepen. ‘1-1-2 bellen’, riepen wij. ‘Reanimatie!’ ‘Heb je een ambu?’, vroeg ik. Dat is een soort blaasbalg, speciaal voor beademen. Ik vond die stoppelige mond van René weerzinwekkend en ik had weleens een ambu zien liggen in de medicijnkamer. Jeannette wist kennelijk niet wat een ambu was. Ze gaf me later wel een beademingsdoekje met een klein stukje plastic buis eraan, die ik handig tussen de tanden van René kon steken. Er stond een cartoonachtige afbeelding van een rode kusmond om de plaats aan te geven waar je moest blazen. Dat ergerde me. Maar het werkte prima. We bleven reanimeren. Jeannette of iemand anders had een AED, een automatische externe defibrilator  gehaald en die hadden we aangesloten. De stem uit het apparaat zei dat we door moesten gaan met reanimeren. Na een tijdje zei de stem dat er een analyse gemaakt zou worden. ‘Raak de patiënt niet aan’. Na een ogenblik beval hij dat we door moesten gaan met reanimeren. Na een minuut of wat hoorden we sirenes. Even later kwamen er, vreemd genoeg, brandweermannen en politiemannen binnen. Eén brandweerman nam het hartmasseren van Roel over. Ik ging onverdroten door met beademen. Ik kreeg de slag goed te pakken. René’s borst steeg en daalde zichtbaar. De masserende brandweerman naast me zei dat ik wel wat minder hard mocht blazen. Korte tijd later kwamen de verpleegkundigen van de GGD binnen. Die namen het beademen over met een ambu. Zie je nou wat een ambu is, wilde ik zeggen maar ik zag Jeannette nergens meer. ‘Jullie hebben het prima gedaan hoor’, zei iemand, ik denk een verpleger. ‘Hoe het ook afloopt. Maak jezelf geen verwijten, jullie hebben goed gehandeld.’ Tot dat moment had ik niets gevoeld. Ik was alleen maar bezig geweest, zonder aarzeling of twijfel maar door die opmerking werd ik juist onzeker, alsof er ook een alternatief zou zijn geweest. Toen ik de kamer uitliep kwam juist een in een rode overall gestoken GGD-arts binnen. Ze was per helikopter gekomen. De AED had intussen een keer of drie een analyse gemaakt en steeds bevolen door te gaan met reanimeren. Geen defibrillatie. Ik zag dat de dokter René een intraveneuze injectie gaf. Adrenaline, dacht ik. Dat stemde mij weinig hoopvol. Ik liep naar beneden. Ik wilde mijn mond spoelen vanwege de mond-op-mondbeademing. Ik werd aangesproken door een oudere politieman. ‘Kom even zitten’, zei hij, ‘wil je koffie? Het is niet niks wat je zojuist hebt meegemaakt. We zijn natuurlijk stoere mannen, maar zoiets doet toch wel wat met je.’ Toen voelde ik een onbenoembare emotie in mijn borst groeien en ik snikte het uit. Ik dacht dat als niemand zou hebben gezegd dat we het goed gedaan hadden en als die politieman mij niet had aangesproken, dat ik niets had gevoeld en zo weer had kunnen overgaan tot de orde van de dag. Het leek of zij mijn geschoktheid hadden opgeroepen.
   Hij vroeg mijn gegevens voor een proces-verbaal. Ik voelde me plotseling vermoeid. Ik ging terug naar de crisisafdeling. Vlak onder de oppervlakte voelde ik de emotie, tranen waren dichtbij. Een collega sloeg in een troostend gebaar een arm om me heen. Ik appte Marjan wat ik had meegemaakt.
    De geneesheer-directeur en de manager van de open afdeling, waren gearriveerd. René was dood. Er hing een gelaten sfeer. Er was recherche gekomen en een schouwarts. Gewone procedure bij een niet-natuurlijke dood.
    Een tijd later volgde een zogenaamde prisma-analyse. Onder leiding van een gespecialiseerde personeelsmedewerker werd de hele opname, behandeling en alle procedures en de zelfmoordgebeurtenis minutieus geanalyseerd. Hieruit werd geconcludeerd dat we niet anders of beter hadden kunnen handelen. Goed om te horen, al is het een schrale troost. 
    Ik vond het afschuwelijk om mee te maken. Ik ben in de zorg gegaan omdat ik mensen wil helpen. Natuurlijk lukt dat niet altijd maar zelfmoord went nooit.


Laaglander

Geen opmerkingen: