De oude
verslavingsarts had het gehad met uitgezakte, uitgebluste, middelbare
alcoholisten en tranquilizerverslaafde dames. Hij had zijn zinnen gezet op
blowers. Want dat zijn meestal mannelijke, strakke tieners of twintigers. Het
betere werk voor een bejaarde nicht. En voor een betrokken dokter, dat vooral,
natuurlijk. Hij had de geneesheer directeur en de medische staf weten te
overtuigen dat softdrugverslaafden een prima doelgroep was, dat best samen kon met
alcohol- en medicijnverslaafden. ‘Als verslavingsspecialisten moeten we toch
iets kunnen betekenen voor deze jonge mensen met een evidente lijdensdruk. Bovendien
zijn we zo verzekerd van voldoende aanbod van patiënten. We moeten ook aan onze
productie denken, nietwaar?’
Zo, nu
kon hij met leuke jongens een vertrouwensband opbouwen, de vaderfiguur spelen.
Af en toe huggen, dat hoort erbij en wie weet, van het één komt misschien wel
het ander.
Dus op
een kwade dag werd de (alcohol)detoxafdeling – tot dusver een ouderwetsche heerensociëteit
- overvallen door een aantal jonge knapen die zich niets gelegen lieten liggen
aan de ongeschreven regels die daar sinds jaar en dag golden. Zoals: wie het
laatst naar bed gaat, laat de huiskamer netjes achter. De nieuwe jongens gingen
het laatst naar hun kamer want ’s avonds kwamen ze pas tot leven. ‘Lekker tjappa,
pizza of zo, colaatje erbij, flex bradda. Chil, fissa!’ Ja, dan werd het
gezellig. De nachtdienst kreeg ze met grote moeite, onder bedreiging van onvrijwillig
ontslag, naar hun kamers, waar het nog lang onrustig bleef.
Opruimen stelden ze uit. ’Doe ik straks
wel, of morgen, relax!’ Ze lieten grote
hoeveelheden vuile vaat, lege pizzadozen
en bakjes van de Chinees op het aanrecht achter (voor de eerlijke vinder) en
waren ’s morgens niet uit hun nest te krijgen.
‘Mijnheer Graanoogst, u moet opstaan, het
programma begint.’
‘Wat zegt de klok? Ga blazen. Je moet echt
fatse, of wil je fittie?’
Zonder ondertiteling begreep de medewerker
niet wat de patiënt zei. Hij zal zo wel opstaan, dacht hij.
Dat wilde nog wel even duren. De
alcoholisten zaten al braaf, gedoucht en opgetuigd aan het ontbijt als de
eerste blower nog moest nog opstaan. Dat was tegen de afdelingsregels maar de
begeleiding was niet gewend aan weigerachtige patiënten; als een alcoholpatiënt
niet aan het ontbijt verscheen was daar een goede reden voor of anders maakte
hij, nadat hij gewekt was, met een kop als vuur, dat hij zo snel mogelijk
aanschoof. Zo niet de cannabisjongens.
Er
ontstonden twee kampen onder de patiënten en wij, de begeleiders zaten
ertussen. We wilden welwillend zijn tegenover de jongelui, maar ze zochten
steeds de grens op. De één had een brommer in zijn douche gedemonteerd, de
ander zat op het politiebureau wegens joyriding. Met een shovel. Plotseling was
de DVD-speler verdwenen en de alco’s waren steeds hun rookwaar kwijt. En wij moesten
de regels handhaven. Anders herinnerden de oudere patiënten ons daar wel aan. We
waren zo gewend aan gehoorzame patiënten, dat we nauwelijks sancties hadden.
Het
bleek gewoon niet te werken.
Dus
cannabisverslaafden werden niet meer bij ons opgenomen en de rust keerde terug op
de club.
De
verslavingsarts is mokkend met pensioen gegaan.
Laaglander
Geen opmerkingen:
Een reactie posten