'Ga
de wagen uit en ga wat te eten zoeken,' had moeder gezegd. 'Ik moet
Rigo de borst geven.'
Mariska
had kleine Titi geholpen met aankleden, daarna waren ze met z’n
vieren de woonwagen uitgegaan en gingen op pad.
Het
was koud. Gelukkig hadden ze allemaal een lekker warm trainingspak.
Ze stapten stevig door. Gisteren waren ze hier aangekomen, gestrand
kan je beter zeggen. De auto had het weer eens begeven. Vader was hem
nu aan het repareren.
Waar
haal je zo gauw iets te eten vandaan, in deze verlatenheid? Ginds,
tussen de kale bomen zagen ze een boerderij. Daar maar wat vragen,
dacht Mariska. Toen ze vlak bij de boerderij waren gaven ze elkaar
een hand. Dat had Moeder ze geleerd; vier brave kinderen die hand in
hand lopen, dat vinden burgers schattig.
Er
stond een hoog gaashek om het erf heen. Zag er niet erg gastvrij uit.
Zal wel weer zo'n gierige boer zijn, daar had Mariska enorm de pest
aan. Toch maar kloppen, wat moet je anders? Mariska bonsde op de
deur. Geen reactie.
'Bij
boeren moet je altijd achterom lopen,' zei Mario.
'Ja,'
zei Mariska,' maar achter zit vaak een hond.' Ze hoorde geen hond
blaffen. Achterom dan maar. De achterdeur van de boerderij was dicht.
Het hondenhok stond open. De hond was in elk geval niet thuis. Kleine
Nedjo rende naar het hok, kroop erin en begon te blaffen.
'Kefkef,
woef woef ik ben de hond', riep hij. Mariska werd haast misselijk van
woede.
'Kappen
daarmee!,' riep ze. 'We moeten zo'n gierige boer niet kwaad maken!'
Ze klopte nogmaals op de deur.
'Meneer,
mevrouw', riep ze. De anderen vielen in: 'Meneer de boer, mevrouw de
boerin, wij zijn arme kinderen met honger. Help ons alstublieft.'
Zulk koorzang had in het verleden weleens gewerkt, maar nu kwam er
geen reactie. Waar zouden de bewoners zijn?
'Misschien
wel dood, zei Mario.
'Ja,'
zei Nedjo, ze zijn vast dood. Wij gaan hier wonen.'
'Praat
geen onzin,' zei Mariska. 'Ze zijn natuurlijk op het land. Laten we
maar kijken of er hier iets te vinden is. Mario, jij gaat bij de
poort op wacht staan. En roep me als er iemand aankomt, dan ga ik in
die schuur kijken.' Mariska liep naar de schuur. Titi en Nedjo wilden
meelopen. Maar dat vond Mariska geen goed idee. 'Ik ga alleen, jullie
zijn daar nog te klein voor.'
'Ik
ben groter dan Titi,' zei Nedjo.
'Ja,
maar nog niet groot genoeg, mooi buiten blijven wachten en roepen als
je iemand ziet'. Mokkend bleven de kleintjes achter. Mariska ging de
schuur binnen. In de schuur was het schemerig, het rook naar dieren
en hooi. Er klonk een zacht geritsel. Toen haar ogen aan het schaarse
licht gewend waren, zag ze een rijtje konijnenhokken.
Even
later kwam ze naar buiten met een groot, wit, spartelend konijn in
haar armen.
'Wat
een schatje' zei Nedjo,
'Wat
een schatje,' kletste Titi hem na.
'Ik
heb altijd al zo'n mooi, lief konijn willen hebben.' Zei Nedjo.
'Deze
kunnen we niet houden. Deze eten we op,' zei Mariska. Ze zette hem op
de grond en hield hem stevig vast bij zijn nekvel.
'Neehh,
neehh,' huilden de kleintjes in koor.
'Hoe
doet vader dat ook alweer, een klap achter zijn oren... Geef me die
bijl eens aan.'
Mario
was erbij komen staan. Ook zijn lipje begon te trillen.
'Nee
hoor, dat is veel te zielig,' piepte hij.
'Kinderen
met honger, is dat niet zielig dan!'
Plotseling
stond er een grote man voor ze. Waar was die opeens vandaan gekomen?
'Wat
doen jullie hier, voor den drommel,' baste hij.
Mario
keek heel snel even naar Mariska.
'Ik
heb dit konijn op de weg gevonden,' zei ze,' en ik dacht, die zal wel
bij deze boerderij horen. Daarom kwam ik hem terugbrengen. Is hij van
u?'
'Ja,
dat is hij, wis en waarachtig.’ De boer keek haar even aan. ‘Die
deugniet is al eerder ontsnapt. Wat een keurige kinderen zijn jullie
trouwens, om hem terug te brengen.'
'Krijgen
we nu een beloning?' vroeg Nedjo.
Mariska
gaf hem een duw.
'Zeker
en vast krijgen jullie een beloning. Geef me dat konijn even aan, dan
ga ik kijken wat ik heb.’ De boer verdween met het konijn in de
schuur. Gespannen wachtten de kinderen. Daar was hij weer.
‘Es
even zien, een mandje appels, een worst en een brood, is dat goed?'
'Ja,
meneer', zei Mariska. Dankuwel meneer.
Even
later liepen de vier Sintikinderen terug naar de woonwagen, de mand
tussen Mariska en Mario in.
'Wat
waren dat voor kinderen?' vroeg de boerin, die net aan kwam lopen.
'Zigeunerkinderen,
arm als de neten. Ze probeerden die witte te stelen. Ik heb ze maar
wat te eten gegeven.'
'Daar
heb je goed aan gedaan, man,' zei de boerin.
Laaglander
Geen opmerkingen:
Een reactie posten