dinsdag 16 oktober 2012

Te Paard

 
 


Ik voel zijn warmte, zijn ademhaling, het bewegen van zijn spieren, zijn kracht en energie. Ik kijk tussen zijn oren door naar het strand dat onder ons door schiet. Het lijkt op zèlf rennen. Door het paard kan ik plotseling heel hard lopen, sneller dan ooit. We klimmen met gemak het steilste duin op. Met het paard ben ik sterk en onstuitbaar. We zijn samen één dier. Ik ben Kozak, Tartaar, Indiaan. Aanvallen! Invasie! Het lijkt op seks. Opwindend. 

Als kind hield ik van paarden. 
Mijn vader was schoenmaker. Ons gezin telde acht kinderen. Als vader ons naar bed bracht, las hij altijd voor. Niet zelden over Winnetou en Old Shatterhand. De paarden die daarin optraden, waren, naast de pony’s van de melkboer en de groenteboer, zo’n beetje de paarden uit mijn jeugd. De melkboer liet mij zijn paardje weleens de straat uit ‘mennen’. En op vakantie, bij een Brabantse kampeerboer, mocht ik soms op zijn trekpaard zitten. Dat was het dan, want voor zoiets frivools als ècht paardrijden was geen geld. Ik zou niet weten waar een manege te vinden was. Voetbal en judo, dat was normaal.

Jaren later kreeg ik een collega via een uitzendbureau. Als bijverdienste trainde hij jonge rijpaarden voor Zeeuwse boeren. Ik was vijfendertig en pas gescheiden; ik had tijd zat en ging met hem mee. Hij leerde me rijden op driejarige paarden. Achteraf gekkenwerk: een beginnend ruiter hoort te starten op een ervaren, voorspelbaar, rustig paard. Die collega hield wel van een gokje met mijn botten. Hij was verliefd op me en schatte àl mijn kwaliteiten te hoog in. Ik lag er dus nogal eens naast. Maar ik bleef heel. Het geluk is met de dommen. Aangezien ik voor hetero wil doorgaan en niet verliefd op hèm was, bracht zijn verliefdheid allerlei onhandige misverstanden met zich mee, dus onze wegen scheiden. Maar de kiem was gelegd. Ik ging rijden bij een manege. Ik haalde mijn ruiterbewijs en besloot een paard te kopen. 
Maar toen verscheen zij op het toneel. Prioriteiten veranderden. Het idee een paard te kopen was opeens ver weg. Ze moest niets van dieren hebben en zeker niet van zulke grote. En omdat we gingen samenwonen kon ik mijn geld beter gebruiken. 

Rijden op uitgebluste, chagrijnige manegepaarden is op den duur niet leuk. Het paardrijden is langzaam mijn leven uitgeglipt. Maar soms kriebelt het. Want eigenlijk ben ik een ruiter. Dus tijdens vakanties wil ik nog weleens op een paard gaan zitten voor een buitenrit, wat mij steevast op martelende spierpijn en mijn bezorgde vrouw op een angstig uurtje komt te staan. Want zij heeft wèl een reëel beeld van de breekbaarheid van mijn botten en van mijn atletische kwaliteiten.

Laaglander 


 

 

Geen opmerkingen: