Het is een komen en gaan op deze wereld. Op 28 december kreeg mijn dochter een kind en op 2 januari overleed mijn schoonzus.
Schoonzus Sanne heeft een longtumor die tweeëndertig hersenmetastasen heeft
gevormd en uitzaaiingen in lever en skelet. Genezing is niet mogelijk.
Ze had al lang
lichamelijke klachten. Haar huisarts had een ernstig vitaminegebrek
geconstateerd en behandelde haar daarvoor. Toch ging ze almaar slechter
functioneren op haar werk in het onderwijs; vergat afspraken, had last van
hoofdpijn en vermoeidheid. Volgens haar huisarts allemaal gevolgen van
vitaminegebrek en stress. Na lang aandringen verwees hij haar met tegenzin naar
een internist. In de verwijsbrief schreef hij fijntjes dat het waarschijnlijk ‘tussen
haar oren zat.’ En daar zaten ze, alle tweeëndertig, zo bleek na een hersenscan
in september. Na enigszins van de schrik bekomen te zijn maakte ze plannen voor
haar beperkte toekomst. Ze was bereid te incasseren, maar niet tot het
uiterste. Meteen viel het woord euthanasie. Daar moest een stappenplan voor
opgesteld worden en daar maakte ze al vlug werk van. Sanne had de regie graag
zelf.
Nu, drie maanden later,
begon de behandeling en de pijnstilling te falen. Sanne was verzwakt, vermoeit
en vaak in de war, ze kon niet goed meer formuleren. Door met haar naasten
intensief contact te hebben, had ze de afgelopen drie maanden goed gebruikt.
Sanne was zesenvijftig
jaar, had twee zonen van twintig en was gescheiden. Ze had twee zussen, Anneke
en Marjan. Toen ze de fatale diagnose hoorde, had ze gedacht om in de terminale
fase naar een hospice te gaan, maar gaandeweg het proces besloot ze thuis te
blijven tot het eind. Dankzij hulp van haar zussen, vrienden en een
nachtverpleegkundige lukte dat.
Nadat de nachtzuster was
vertrokken kwamen haar twee zussen haar helpen met haar verzorging. Eerst
kropen ze met hun drieën in bed, even dicht tegen elkaar aanliggen, voor het
laatst.
’s Morgens kwam een
ambulanceverpleegkundige een infuusnaald inbrengen. Een dun plastic buisje met
een klepje: een deurtje naar de dood. Het was een enorme man met een dikke buik
en een zware rugkoffer. Hij manoeuvreerde moeizaam door de volle kamer, waar
Sanne in een ziekenhuisbed lag. Hij gaf iedereen een hand, Peter, stelde hij
zich voor. ‘Wat een ongebruikelijke, bijzondere aanleiding’, mompelde hij. Hij
werd een beetje nerveus omdat iedereen op zijn vingers stond te kijken. Hij
prikte in één keer goed. Maar Sanne zei toch ‘auw’ en daarna: ’geintje’. Want
de humor ging gewoon door.
Sanne had heel haar
familie uitgenodigd, die druppelde intussen binnen: Bij elkaar een persoon of
tien. De gasten gingen naar een ander vertrek, zodat de zonen met hun moeder
alleen konden zijn. Daarna hebben de anderen individueel afscheid genomen.
Vervolgens gingen we om haar heen zitten. Sanne zei dat ze blij was hoe één en
ander verliep, dat ze zo graag thuis was, in dit fijne huis. Alles wat ze die
dag zag, zag ze voor het laatst: de molen voor haar keukenraam, de blauwe
lucht, het jachthaventje in de IJssel.
In de loop van de
ochtend kwam de dokter. Hij stelde zich voor aan alle aanwezigen met zijn
voornaam. ‘Ben je er klaar voor?’, vroeg hij. ‘Helemaal’, zei Sanne huilend.
Dokters lip trilde een beetje. ‘Dan moeten we maar meteen beginnen, we hebben
alles besproken’. ‘Dat is goed’. Hij had een plastic apotheektasje bij zich met
allemaal doosjes injectiespuiten: eerst een beetje plaatselijk
verdovingsmiddel, dan een sterk slaapmiddel. Daar viel ze van in slaap maar
niet voordat ze nog één keer naar haar jongens had gekeken en de dokter
vriendelijk had toegeknikt. Toen twee spuiten erachteraan.
Ze bleef roerloos
liggen, zoals ze was ingeslapen. Ze was dood.
Het was druk in de kamer
maar iedereen was stil. Je hoorde alleen het tikken van een klok, wel een
minuut lang. Alle aanwezigen hebben elkaar stevig omhelsd, er vloeiden tranen.
Het was ontspannen; het voelde goed, intiem, zo goed als zoiets treurigs maar
kan zijn.
Ik was nooit zo
enthousiast over euthanasie. Het stervensproces hoort bij het leven, dat moet
je ook meemaken, maar zoals Sanne het had gedaan, vond ik het prima. Als alles
gezegd is en er rest alleen nog aftakeling, dan is de dood een welkome vriend
geworden.
Met mijn zielsgelukkige
dochter en haar kindje gaat het goed. De kleine Faye is een wolk van een baby.
Haar huid voelt aan als de binnenkant van een hondenoor, merkte mijn jongste
zoon op, zo lief en zacht.
Ze ziet alles voor het
eerst: haar moeder, haar vader, haar zusje, de blauwe lucht. Alles is nieuw
voor haar. Zodra ze er was, kon ze al niet meer gemist worden. Ik ga de rest
van mijn leven plezier van haar hebben, dat weet ik zeker.
Laaglander
Geen opmerkingen:
Een reactie posten