Wij wonen
aan de ‘warme kant’ van onze flat zoals dit wordt aangeduid. Het is nu maandag
dus cleaning dag en het zonnetje schijnt helder door ons raam. Ik kijk eens
goed en zie het nodige wat ik eigenlijk niet wil zien. We hebben ook een open
keuken dus de ervarene onder ons weten wat ik bedoel. Ik begrijp dus mijn
grootouders nu beter want zij hadden geen gas verwarming en fornuis. Alles werd
met kolen verhit. Ik zie mijn moeder nog die een specialist was om de kachel
aan te houden. Kolen erbij, vlammen verspreiden, soms toedekken voor de nacht
zodat je ’s morgen alles moet opporren om de kachel weer aan te jagen. Het was
een hele kunst. Maar een groot nadeel had het wel; roetvorming en wel overal in
de kamer. Ook toen hadden we geen dubbele beglazing dus hadden we de vitrage en
dikke overgordijnen. Denk nu nog aan dat roet. Ook werden de ramen, behalve bij
het doorluchten, dicht gehouden. Dus zodra dat zonnetje kwam zo rond Pasen
kregen ze de kolder in de kop, zoals mijn opa zei en daar begon het. De Grote
Schoonmaak! Alles werd gesopt, gewassen, geklopt en geveegd. Alles werd
overhoop gehaald om de zomer weer in huis te verwelkomen. Dan snap ik iets van
de ‘goede kamer’ waar hoogwaardig bezoek werd binnengelaten zoals mijnheer de
pastoor. Daar brandde de kachel zelden en was het dus kou, behalve als het
bezoek er was. Die kamer was dus brandschoon. Daar werd goed opgelet. Maar de
persoonlijke hygiëne, tja. Een keer week in de tobbe. Allemaal er om de beurt
in die tobbe. Ik zie het voor me, al dat vieze water waar weer een volgende in
ging want de gezinnen waren groot in die tijd. 12 Kinderen waren normaal. Dan
kregen ze schoon ondergoed en kleren aan. Het was toch veel werk. Water koken,
op de kolenkachel dus voor de was of bad. Met de emmers sjouwen. Heen en weer. We
kunnen ons dat niet meer voorstellen. Wat hebben we het nu toch wel een stuk
gemakkelijker. Alleen nu stellen we hogere eisen dan onze grootouders vroeger.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten