maandag 3 februari 2014

Ik begrijp mijn grootouders nu beter.


Wij wonen aan de ‘warme kant’ van onze flat zoals dit wordt aangeduid. Het is nu maandag dus cleaning dag en het zonnetje schijnt helder door ons raam. Ik kijk eens goed en zie het nodige wat ik eigenlijk niet wil zien. We hebben ook een open keuken dus de ervarene onder ons weten wat ik bedoel. Ik begrijp dus mijn grootouders nu beter want zij hadden geen gas verwarming en fornuis. Alles werd met kolen verhit. Ik zie mijn moeder nog die een specialist was om de kachel aan te houden. Kolen erbij, vlammen verspreiden, soms toedekken voor de nacht zodat je ’s morgen alles moet opporren om de kachel weer aan te jagen. Het was een hele kunst. Maar een groot nadeel had het wel; roetvorming en wel overal in de kamer. Ook toen hadden we geen dubbele beglazing dus hadden we de vitrage en dikke overgordijnen. Denk nu nog aan dat roet. Ook werden de ramen, behalve bij het doorluchten, dicht gehouden. Dus zodra dat zonnetje kwam zo rond Pasen kregen ze de kolder in de kop, zoals mijn opa zei en daar begon het. De Grote Schoonmaak! Alles werd gesopt, gewassen, geklopt en geveegd. Alles werd overhoop gehaald om de zomer weer in huis te verwelkomen. Dan snap ik iets van de ‘goede kamer’ waar hoogwaardig bezoek werd binnengelaten zoals mijnheer de pastoor. Daar brandde de kachel zelden en was het dus kou, behalve als het bezoek er was. Die kamer was dus brandschoon. Daar werd goed opgelet. Maar de persoonlijke hygiëne, tja. Een keer week in de tobbe. Allemaal er om de beurt in die tobbe. Ik zie het voor me, al dat vieze water waar weer een volgende in ging want de gezinnen waren groot in die tijd. 12 Kinderen waren normaal. Dan kregen ze schoon ondergoed en kleren aan. Het was toch veel werk. Water koken, op de kolenkachel dus voor de was of bad. Met de emmers sjouwen. Heen en weer. We kunnen ons dat niet meer voorstellen. Wat hebben we het nu toch wel een stuk gemakkelijker. Alleen nu stellen we hogere eisen dan onze grootouders vroeger. 

Geen opmerkingen: